één tambalan (geplakt lek), zoveel voor twee tambalans, enz. Hij toog aan de slag, terwijl de spanning om te snijden was; vooral toen een patrouille Brits-Indiërs langs kwam. Toen hij klaar was betaalde ik hetgeen afgesproken was, maar hij vroeg meer. 'Wij hebben dit afgesproken en dat betaal ik,' zei ik, want als je meer geeft is het hek van de dam en vragen zij steeds meer. Gelukkig viel het publiek mij bij en toen kon onze toekang-speda geen kant meer op. Voor de menigte zich zou bedenken ben ik hem ijlings op de fiets gesmeerd; hij had zijn werk nog goed gedaan ook! Elk ogenblik verwachtte ik het geluid te horen van een Engelse sleu tel tegen een lantaarnpaal en het geroep van 'bersiap, bersiap!' Zover is het echter niet gekomen. Begin 1946 wilde ik mij nuttig maken voor het vaderland. Omdat ik er niets voor voelde om patrouille te lopen met een spuit op mijn nek, koos ik een tech nisch wapen. Via een relatie kwam ik bij de Militaire Luchtvaart (ML) van het KNIL terecht en wel op VB I, het vliegveld Tjililitan. In het Jappenkamp heb ik weieens gedacht: als ik na de oorlog een lap tegenkom dan trap ik hem helemaal in elkaar. Nu, die liepen er op Tjililitan bij bosjes rond: parits schoonmaken en de slagbomen bedienen bij de toegang tot de startbanen. Als wij langsreden bogen ze als een knipmes en salueerden onder danig. Beklagenswaardige figuren; niet waard om je er je handen aan vuil te maken! Op een keer had een groepje van hen een grote roofvogel buitgemaakt door hem vleugellam te maken. Beleefd vroegen zij de basispolitie (BP) of ze hem mochten opeten. Of ze nu werkelijk zo'n honger hadden? Enfin, over smaak valt niet te twisten. Na een tijdje begon ik het vak al aardig onder de knie te krijgen: cilinderpakkin gen vernieuwen, kleppen schuren, bou gies en banden verwisselen, enz. Voor het laatste karweitje waren drie man nodig, heel iets anders dan even een fietsband plakken. Op een goede dag kwam een nieuweling bij mij op de vleugel waar ik bezig was. In de veronderstelling met een beginneling te maken te hebben wees ik hem wat hij doen moest. Kijk dit moet je zo doen en dat moet zo. Hij deed precies wat ik hem zei; wegens de hitte in de hangar werkte hij in blote bast. Toen het etenstijd was deed hij zijn shirt met sergeant-majoorstrepen aan. Ik dacht dat ik door de grond ging; hij was dus een gediplomeerd vliegtuigmonteur. Dat was mijn kennismaking met sergeant-majoor Top; in het vervolg hield ik mij een beetje koest in zijn nabijheid. Een andere ser geant-majoor was Rudoph; ik weet niet of dat dezelfde is die later boven Nieuw- Guinea verongelukt is. Ik heb voor het eerst van mijn leven gevlogen in een B-25 van Tjililitan naar Kemajoran en terug met adjudant Piet Hos aan de stuurknuppel. Het hele gebied rond het vliegveld was al gepacifi ceerd toen ik er kwam; vóór die tijd is dat wel anders geweest. Naar lakarta werd niet meer in gewapend convooi gereden, niemand had zelfs een wapen bij zich. De openluchtbioscoop werd altijd druk bezocht door de kampongbevolking uit de omgeving. Op een keer ben ik met een paar Ambonese militairen naar een plaatselijke bruiloft gegaan. Voor alle zekerheid namen wij een Tommygun mee, maar wij schaamden ons eigenlijk een beetje voor het gebrek aan vertrou wen in de bevolking. Wij hebben het ding bij het verorberen van de versnaperingen maar een beetje weggemoffeld. Op een gegeven ogenblik werd er een speciaal detachement samengesteld om een object in Jakarta voor onbepaalde tijd te bezetten. Officieren van het 18e squadron hadden namelijk het oog laten vallen op twee huizen aldaar. Zij wilden ook wel eens chique wonen; niet in de dienstwoningen op de basis. Verplichte bewapening: Tommygun met drie patroonhouders. Het detachement bestond uit: een korporaal van de ML (Indische jongen), een korporaal van de LSK (Luchtstrijd krachten, een Hollandse jongen die pas hoogstens zes maanden in Indonesië was), vier Javanen uit Suriname en ik. Veldbedden en an dere spullen ingela den in een weapon- carrier en daar gingen wij op weg. Op de plaats van bestemming aangekomen begreep ik dat veldbed en Tommygun hard nodig waren. De bestemming was namelijk de Van der Houtstraat; dat is een pleintje met verdiepingshuizen er omheen achter Pegangsaan Timur. Vlakbij was het gebouw waar Soekarno de onafhankelijk heidsverklaring heeft voorgelezen (Gedung Proklamasi). Het buurtje is al leen bereikbaar vanaf Pegangsaan Timur, er omheen liggen allemaal kampongs en daarachter de spoorbaan. Het ene huis dat wij moesten bezetten was volledig gerampokt: geen stuk meubilair, geen licht, geen ramen en deuren meer. Het andere huis was nog intact, op de bovenverdieping woonde dr. Leimena, minister van Gezondheid van de Repu bliek. De ML-korporaal trok daar in de beneden verdieping in met twee Javanen. Voor mij bleef er niets anders over dan mij in het andere huis te installeren. Samen met de LSK'er sloeg ik mijn bivak op in een benedenkamer, onze veldbedden vlakbij een open deurgat en onder een raamgat. De resterende twee Javanen maakten het zich op de bovenverdieping geriefelijk. Vlakbij de deur van mij en mijn slapie was een blinde muur, daarachter de kampong. Extremisten konden zó een handgranaat over de muur naar binnen gooien, een verontrustende gedachte. In de buurt werd geregeld gepatrouilleerd door de TNI (of heetten zij toen nog TRI?). Met zijn tweeën liepen zij langs onze huizen, geweer hangend aan de schouder met de loop naar beneden. Bij de Gedung Proklamasie was een permanente TNI- post. Onze Javanen hadden direct in de gaten dat de TNI'ers ook Javanen waren. E>us het was handjes geven en toen begon nen zij in het Javaans gezellig met elkaar te keuvelen. Elke dag werden wij vanuit Tjililitan be voorraad; om de eentonigheid van het kampeten te doorbreken besloten wij op een avond een feestmaal te houden met kampvuur. Op het pleintje werd in een blik met vliegtuigbenzine een brandende lucifer gegooid. Daarop werd in een binnenhelm rijst gekookt. De Amerikaanse helmen hadden namelijk een binnenhelm van keihard kunstof materiaal, een soort novotex. Als bijge recht was er corned-beef en natuurlijk sambal. Vliegtuigbenzine is goede brand stof, maar niet om er rijst op te koken; IEV/GIKI fuif in de jaren vijftig. 41ste jaargang nummer 4 oktober 1996 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 39