Planten uit de tropen Zephyranthus rosea moessQn door Netty Selder Zephyranthus rosea - Bunga coklat - Indische crocus, Westenwindbloem familie: Amaryllidaceae - Narcissenfamilie De naam Zephyranthus is afgeleid van het Griekse woord Zephuros wat westen wind betekent. Men beweert dat de plan ten door de westenwind zijn meegevoerd. Zephyranthus of chocoladebloempje is een laag, bescheiden bolgewasje. Ze wordt ongeveer dertig centimeter hoog en is afkomstig uit Cuba. Alle vijfenvijftig soorten van dit geslacht komen oorspron kelijk uit tropische en subtropische gebieden in Amerika. Bloeitijd In Indonesië bloeien de planten in het begin van de regentijd. Uit mijn jeugd herinner ik het, voor mijn gevoel, opeens tevoorschijn komen van de chocolade bloempjes als de natte moesson was aan gebroken. 's Morgens na het opstaan, in de achtertuin kijkend vanuit de zijgalerij, hangend over de balustrade, zag ik ze ineens en riep: 'De chocoladebloempjes zijn er weer!' Waarop mijn papa zei: 'Kijk zó komen in Holland vlak na de winter plotseling de sneeuwklokjes uit de sneeuw tevoorschijn'. Dit is mij altijd bijgebleven. Het was dan ook bijzonder leuk na vele jaren de chocoladebloempjes weer te zien in een tuin in Yogya. Sneeuwklokjes (Galanthus nivales, dat betekent in de sneeuw groeiend) behoren tot dezelfde familie als de chocoladebloempjes. In de tropen is Zephyranthus een over blijvende plant waar ze langs paden en perken vele tuinen siert. Ze groeit het beste in half schaduw en in voedzame goed doorlatende grond. Veel regens, warmte en een hoge luchtvochtig heid zijn nodig voor een rijke bloei. Het donker bolgewasje waaruit wortel- standige, donkergroene grasachtige blade ren groeien, heeft aan de onderkant een aantal bijwortels. In de oksels van de bol zitten de jonge bolletjes, klisters genaamd, die omgeven zijn door de rokken: verdik kingen die elkaar omgeven, zoals bij uien. De korte bloemstengeltjes komen opzij uit de okselknoppen tevoorschijn. De rose bloemen staan alleen en lijken op lelietjes. Er zijn soorten met witte, gele, rose, oranje en oranje bloemen. De bloem bestaat uit twee kransen van drie gekleurde bloemdekbladeren die onderaan met elkaar vergroeid zijn. Men onderscheidt geen kelk en kroon, daarom is er sprake van een bloemdek. Verder heeft de bloem twee keer drie meeldraden met beweeglijke helmknop pen. Onder het bloemdek zit het onder- standige vruchtbeginsel (het ronde knopje) met een lange stijl en drie stem pels. Het vruchtje is een driehokkige doosvrucht met zwarte platte zaden, die gezaaid kunnen worden, maar meestal worden de planten vermeerderd door de jonge bolletjes te planten die vijf tot tien centimeter van elkaar geplant worden. Soorten Enkele soorten zijn: Zephyranthus citrina met zwavelgele bloe men, afkomstig uit Peru; Zephyranthus grandiflora heeft grote rose komvormige bloemen. De bijna reukloze rose bloe men zijn viertallig en komen uit lamaica, Mexico en Guatemala. Zephyranthus Candida heeft helderwitte mooie bloemen die op crocussen lijken. De bloemen verwelken snel. Deze soort is tamelijk winterhard en blijft 's winters groen. Ze bloeien in de zomer en herfst en zijn afkomstig uit Chili en Brazilië. Zephyranthus tubispatha heeft aanvankelijk witte bloemen die bij het verwelken rood- paars kleuren. Zephyranthus atamasco heeft witte of rosige bloemen. In Nederland zijn deze planten niet zo bekend. De Z. Candida, afgeleid van candidus wat helderwit betekent, is tamelijk winterhard. Ze moet wel met stro en bladeren bedekt worden in de winter om haar tegen strenge vorst te beschermen. Plant de bolletjes op een beschutte plaats in de tuin. De Z. grandiflora (grootbloemig) en de Z. citrina zijn alleen geschikt voor kamer en kas. Plant de bollen in het voorjaar vijf in getal in een pot van vijftien centimeter doorsnee. De bollen moeten helemaal met aarde bedekt zijn. Zet ze voor een zonnig raam, laat de aarde tussen de gietbeurten opdrogen, bemesten hoeft niet. Wel vruchtbare en humusrijke potgrond geven. Ze bloeien omstreeks augustus. Na de bloei in september moeten de bollen gerooid worden en droog en op kamertemperatuur bewaard worden. In het voorjaar weer opnieuw oppotten. Na drie jaar zijn de knollen uitgeput. Men kan de jonge bolletjes, die zich aan de voet van de moederbol ontwikkeld hebben, opkweken. Ze kan gedurende de zomermaanden in de pot buiten staan. Bronnen: E. Heimans e.a., Geïllustreerde Flora van Nederland; T. uit de Bos, Plantkunde voor het Voort gezet Onderwijs in Indonesië; J.W.A. van Welsen, Leerboek der Plant kunde voor Nederlands Indië (1930); L. Bruggemans, Indisch tuinboek (1939) 46

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 46