POIRRIE'S PERIKELEN De prauwen vernieler Er ging toch wat door me heen, toen ik het artikel 'Moord op de Radjah' van C.E. Otter las, in de septembereditie van Moesson. Niet in het minst vanwege de maten die de schrijver noemt, en waarvan de echtheid door het bijbehorende kiekje wordt gestaafd. Is niet niks, een krokodil van 7.82 meter lengte met een buikom- vang van 2.40 meter! Daarvan bevriest je het bloed in de aderen. Om Nel aan te geven wat zij zich moet voorstellen bij een krokodil van dat formaat, wees ik haar op de lengte van onze huiskamer: die is met 8 meter slechts 18 centimeter korter dan dat monster! Maar wat misschien nog veel erger is: bij meting van mijn eigen (een beetje ingehouden) buikomvang, bleek dat een bosje van drie van mijn persoon tjes zonder persen in het inwendige van dat ondier zou hebben gepast. Ook dat vertelde ik Nel, maar omdat zij al op de loop gaat als op tv een tjitjak in beeld komt, verbood ze me subiet om verder te gaan. Ze wierp ook maar een zeer vluch tige, zijdelingse blik op het kiekje van die krokodil. 'Enge beesten, brr', zei ze en ze maakte dat ze wegkwam. Dat kiekje is trouwens perfect en misschien wel onbe wust door de fotograaf zó genomen dat de enormiteit van die gepantserde reus er van alle kanten afspat. Wat me tenminste meteen opviel, was de nietigheid van de Brengun, die links op de voorgrond is neergezet. Piepklein in vergelijking met de krokodil en bijna op speelgoed lijkend, maar gelukkig venijnig genoeg om er dat beest naar de eeuwige krokodillenjachtvel- den mee te sturen. Al was het dan met een gelukstreffer in het oog. Dat geluk hadden de KL-jongens trouwens niet, die in een grijs verleden een soortge noot van die reus op de korrel namen. Dat beest lag op een zandbank in de Kommering te zonnebaden, toen ze een hele riedel op hem afvuurden. De stukken pantser vlogen alle kanten op, maar het beest dook het water in en de KL'ers had den het nakijken. Dat werd me indertijd verteld door Sjahdoellah, mijn betrouw baarste maar soms ook verschrikkelijk brutale medewerker. Hij vertelde ook dat enige tijd na die schietpartij een Komme- ringer midden in de nacht uit zijn slaap werd gehaald door het schudden van zijn op palen rustende hut. Tussen de planken door naar het water turend, ontwaarde hij onder zich een lange, donkere gedaante die zich tegen de palen aan het schuren was. De hutbewoner nam kordaat het initiatief. Hij schoof een plank opzij, greep een lingis en wierp die met al zijn kracht recht naar beneden. De gevolgen waren ontzettend, zei Sjahdoellah. De krokodil, want dat was die rustverstoorder, ging tekeer als een helcwieler die op een zand bank is gelopen en sloeg zowat de palen onder de hut uit. Hoe dan ook: de hut bleef overeind, maar het beest werd een paar dagen daarna een eind verderop terugge vonden in de oeverbegroeiing. Zo dood als een pier. Toen de krokodil op de oever getrokken was, bleek de lingis in een huidplooi te steken. In zijn pogingen om zich ervan te bevrijden, had de krokodil de ijzeren staaf kromgebogen en nog dieper zijn lijf in gewerkt. Bij nader onderzoek bleek ook dat die kroko dil vlak achter zijn kop stukken pantser kwijt was, en het dus dezelfde moest zijn als die door de KL'ers was beschoten. Een mooi verhaal, dat volgens Sjahdoellah helemaal op waarheid berustte. Enige wat mij er van tegenstond, was dat hij mij dat allemaal op het verkeerde moment ver telde. We zaten namelijk met z'n tweeën net in een van die onzalige moerassen daar in de buurt, en we hadden onze prauw naar mijn gevoel al om duizend drijvende eilandjes en nog veel meer lugubere troep heen gestuurd. Ik zei Sjadoellah daarom dat hij zijn kop moest houden, omdat ik hem er anders af zou schieten. Sjahdoellah zweeg mok kend, tot we bij een echt eilandje een gehalveerde vissersprauw ontdekten. Het wrak lag half op de modderige oever en ernaast lagen een paar totaal vernielde fuiken. 'Dat moet een grote zijn geweest', dacht Sjahdoellah hardop. Ik zei dat die prauw in normale toestand inderdaad groter dan de onze moest zijn geweest, maar Sjahdoellah schudde ongeduldig zijn hoofd over zoveel naïviteit en wees met zijn peddel naar het wrak. Een boeaja die een prauw van zulke afmetingen kan halveren, moet wel heel erg groot zijn. Misschien wel tien meter, schatte hij. En de visser die een dergelijk beest op zijn vaarroute krijgt, hoeft zich ook geen illusies meer te maken, deed hij er een schepje bovenop. Dat was voor mij als L=Ü -7t korporaal-gezagvoerder genoeg reden om I de steven te laten wenden en spoorslags naar het detachement terug te keren. I We zijn toen dat vernielzuchtige monster niet tegengekomen, maar elk v-vormig spoortje dat we in het troebele water za- gen, spoorde ons wel aan om het peddel tempo te verhogen. Veilig thuis gekomen, heb ik Sjahdoellah de huid volgescholden, j maar daar trok hij zich zoals gewoonlijk niks van aan. Als ik naar de foto van die 7.82 meter lange krokodil kijk, komt die akelige vaartocht me weer glashelder voor de geest, en vraag ik me af wat er nog allemaal voor afschrikwekkends huist in de uitgestrekte moerassen van Sumatra. Misschien leeft die prauwenvernieler nog j en is hij na pakweg vijftig jaar een paar meter langer geworden. Past hij niet eens meer in onze huiskamer. Mag er niet aan denken dat zoiets met heen en weer zwaaiende kop naar binnen komt wagge len. Ben ik nog eerder buiten dan Nel! 41ste jaargang nummer 6 december 1996 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 11