haar creatie van tante Lien vind ik dat leuk. Maar als een Indisch tantetje mij op die manier aanspreekt, weet ik niet wat ik er mee aan moet. Ter vergelijking, de Zwarte Markt [in Beverwijk - RB] vind ik ook leuk. De Pasar Malam Besar ademt wel meer gezelligheid uit. Het is alleen jammer dat de commercie een steeds gro tere rol speelt. Zeven gulden voor drie stokjes saté is nogal overdreven en ook de entreeprijs liegt er niet om. Bovendien is het zo dat de exclusiviteit langzaam aan verdwijnt. Door heel Nederland heb je tegenwoordig toko's waar je van alles kunt kopen. Daarvoor hoef je niet meer naar de Pasar Malam Besar. Het heeft voor mij daarom geen meerwaarde, niet in praktische en niet in gevoelsmatige zin. Toen ik voor het eerst in Indonesië kwam, had ik ook niet het gevoel thuis te komen. Hooguit zag ik in de gedragingen van de Indonesiërs overeenkomsten met de Indo's. Voor mij was dat kleine stukjes terugvin den van mijzelf, van mijn roots. Ik merkte dat ik van mijn ouders toch enkele dingen heb meegekre gen. Door mijn uiterlijk viel ik in Indonesië absoluut niet op. Ik werd ook voortdurend in het Maleis aangesproken. Behoudens het feit dat ik Indonesiërs niet in hun eigen taal kon aanspreken, vond ik het wel grappig om niet te worden aangezien voor een buitenlander. Bovendien kon Dorieke mij tussen de Indone siërs niet terugvinden. Het waren echter geen diepere gevoelens die een rol speelden. Hier in Nederland ben ik wel herkenbaar, daar niet. That's it. Het is ook niet zo dat ik in Indonesië mijn ouders heb 'herkend'. Hooguit enkele kleine aanverwante dingen, zoals het fruit. Vroeger aten wij na het eten altijd een stukje fruit. Een toetje kende ik niet. Daar heb ik bij mijn vriendjes voor het eerst mee kennisgemaakt. Mijn vader leerde me allerlei exotische vruchten eten, voorzover die tenminste te koop waren. Ik moest alles proberen, ook durian. Heerlijk. In Indonesië groeien al die lekkernijen gewoon aan de bomen. Toen ik me voorbereidde op dit interview heb ik met mijn ouders gesproken over de Indische component. Ook met anderen: ik heb verschillende mensen gevraagd wat ze typisch Indisch aan mij vinden. Ik krijg overal hetzelfde antwoord: 'Behalve de buitenkant, niets.' Ik heb gedacht: Er man keert wat aan mij. Ik ben niet Indisch. Een tijd later dacht ik: Nee, het is juist goed. Het is een vorm, mijn vorm van Indisch zijn. Een vorm die het voorland zal zijn van de Indische cultuur. De Indische men sen zijn immers geen ras. Ze zijn een mengelmoes, restanten uit de koloniale tijd die over enkele generaties volledig zijn verdwenen. Aanvankelijk wilde ik je een foto geven van een van de koempoe- lans bij mijn ouders. Een foto die het 'Indisch zijn' zou moeten symboliseren. Later dacht ik: Nee, dat is niet het beeld dat ik heb van de Indische cultuur. Deze foto past daar veel beter bij. (En Edgar laat me een foto zien waar hij samen met Dorieke op staat.) De foto symboliseert voor mij het Indisch zijn. Een volk dat geen ras is en waarvan het bloed steeds gemengder, steeds dun ner wordt om langzaam geheel te verdwij nen. De opa van mijn vader was een echte Hollander die met een Indonesische vrouw was getrouwd. Toen is de vermenging be gonnen. Ik en de Indische mensen van mijn generatie zijn de laatste stuiptrekking van de koloniale tijd. Daarom heb ik deze foto gekozen, om nog eens nadrukkelijk aan te geven dat die vermenging doorgaat en de Indische cultuur in dat opzicht onherroepelijk verdwijnt. Als Dorieke en ik ooit kinderen zullen krijgen, dan zullen we ze een Hollandse j opvoeding geven. Niet omdat het moet, maar omdat ik niet anders kan. Ik heb zelf geen Indische opvoeding genoten en zou dus ook niet weten hoe een Indische opvoeding er uit zou zien. Bovendien heb ik een Hollandse vriendin. Als mijn kin deren ooit naar mijn afkomst zouden i vragen, dan denk ik wel dat ik hun er over zou vertellen. Niet omdat ze er trots op zouden moeten zijn, maar meer vanuit een historisch perspectief. Ik heb daarom ook geen behoefte om actief te zijn op enig Indisch cultureel gebied. En passief consumeer ik dingen wanneer ik daar behoefte aan heb. Wat er boven dit verhaal moet komen te staan? 'Edgar Regensburg: Indisch? Ja leuk. Meer niet.' Het is dat jij me er op aange- sproken hebt, dat je me hebt gevraagd om aan deze reeks interviews mee te doen. Zelf zou ik nooit de behoefte hebben ge had om met mijn culturele herkomst naar buiten te treden, simpelweg omdat ik me niet zo Indisch voel. Ik ben een Indische jongen ja. Aan de buitenkant goed zicht baar, dat vind ik leuk. Daarmee onder scheid ik mij van de massa, ben ik apart. Hoe gek het misschien ook klinkt, ik ben er zelfs een beetje trots op. Maar het is en blijft de buitenkant. Van binnen zit iemand die westers is opgevoed en opgegroeid en i die zich daar lekker bij voelt. Ik vind het leuk om op mijn uiterlijk te worden aangesproken, om te behoren tot een minderheid. Niet omdat ik me wil profileren, maar ik hou er van om de massa te ontstijgen. Daarom ben ik trots op Dorieke, omdat zij voor mij ook de j massa ontstijgt, iets aparts is en heeft. Ik ben ook in zekere mate 'op zoek'. Mijn zoektocht heeft echter niets te maken met mijn culturele herkomst. Veel meer vraag ik me de laatste tijd af of er een god is, waar de mensheid vandaan komt, of er een hiernamaals is en hoe dat er dan uit zal zien. Die behoefte is ontstaan door ervaringen van mensen die ik heb ont moet. Mensen die het geloof in God heb- ben gevonden. En die daardoor ook een innerlijke rust hebben gekregen. Ik heb dat niet, het intrigeert me echter wel. Ik vraag me ook af waarom ik dat niet heb. 1 Maar dat zal waarschijnlijk alles te maken hebben met mijn westerse nuchterheid. Als we afscheid nemen, vertelt Edgar han- 1 denwrijvend dat hij lekker gaat eten. 'Indisch?' vraag ik hem. 'Nee', antwoordt hij. 'Junkfood bij MacDonald's.' Edgar Regensburg: bruin van buiten, maar blank van binnen. Riny Boeijen Naschrift redactie: 41ste jaargang nummer 6 december 1996 21 Op initiatief van Riny Boeijen komen Dave Bos, Esther Hartsinck, Claudia van de Broek en Edgar Regensburg binnenkort bij elkaar om ervaringen en reacties op hun interviews uit te wisselen. In het februarinummer van Moesson doen we daar verslag van.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 21