Uit het dagboek van een dokter in
Nieuw-Guinea
De prauw wordt klaargemaakt om
op toernee te gaan.
(Foto: A.A. Koster)
daar zouden moeten wachten en dat ze
zouden slapen in een van de kampong
huisjes, vergeven van de koetoe boesoek.
Waarom zouden ze niet hier blijven en
bivakkeren? Hij overlegde met de mantri's
en die zagen het wel zitten. Frederik had
al een beekje gezien, dat op het strand
uitkwam. Bovendien hadden ze hier aan
brandhout geen gebrek: het strand was
bezaaid met aangespoeld en gebleekt
dood hout. Wel vroeg hij aan Job, een
verwoed jager, om vanavond niet te gaan
jagen. Iets zei hem, dat het jagen niet in
overeenstemming was met de rust die de
natuur hem bood. 'Ada banjak ikan, tidak
Dit is de eerste aflevering van een korte serie waarin
Jan Kleevens zijn belevenissen als gouvernementsarts in Nederlands
Nieuw-Guinea beschrijft tussen 1956 en 1959.
Als dokter ging hij op tournee met verplegers, Papoea's en
Indonesiërs. De eerste vier verhalen spelen zich af aan de zuidkust
van Nieuw-Guinea, de andere in het Manokwarise.
De Tritonbaai
Eigenlijk hadden ze moeten doorvaren
naar de Kajoemerahbaai, een baai verder
op naar het oosten. Daar zouden ze dan
voor de avond aankomen, maar Job had
gevraagd of ze een koers mochten varen
die wat dichter onder de kust lag. 'Banjak
ikan di sitoe, Toean', had hij verklaard. En
inderdaad, binnen een uur vingen ze vier
ikan tengiri's: grote, graatloze beenvissen.
Het vlees was vast en heel smakelijk,
vooral als de dieren vers gevangen boven
een houtvuurtje geroosterd werden. Als ze
er tijd voor hadden, werden de stukken
nog wat gemarineerd in schoon zeewater,
uitjes en wat ketjap; anders werden ze
alleen met zout ingesmeerd. Wanneer hij
op tournee ging per eigen prauw, nam hij
slechts een enkel blikje corned beef en
makreel in tomatensaus mee, voor het
geval ze niets vingen. De voorkeur van de
mantri's (ob en Frederik, maar ook van de
dokter, ging echter uit naar verse vis;
gegeten met een bordje warme rijst en wat
wilde groenten, die de mantri's uit het bos
plukten. Voor dit laatste vertrouwde hij de
mantri's blindelings: Job en Frederik
waren Ambonezen en zij hadden hun hele
leven op de zuidkust van Nieuw-Guinea
doorgebracht.
Toen ze de hele lengte van de Tritonbaai
hadden afgevaren en de landtong die hen
scheidde van de Kajoemerahbaai wilden
ronden, bedacht de dokter zich.
De Tritonbaai had geen kampongs aan de
kust en de stilte die hen in de late mid
dagzon tegemoet lachte, trok hem erg aan.
Resoluut duwde hij de roerstok van de
buitenboordmotor van zich af en maakte
een bocht, die hem terugbracht naar het
midden van de baai. Toen legde hij de
motor stil. Een serene rust daalde over
hen neer. De stilte, slechts doorbroken
door het zwakke geluid van de branding
en het spelen van de wind in de bomen
aan het strand, was haast bovennatuurlijk.
Soms hoorden ze een vogel roepen, alsof
die wilde waarschuwen, dat er vreemde
lingen in het paradijs waren aangekomen.
Ze liepen voor op het reisschema en had
den daarom kans dat de kampongs in de
Kajoemerahbaai nog niet gereed waren
voor hun komst. Dat betekende, dat ze
perloe...' gaf lob toe en demonstratief
deed hij zijn geweer in het foudraal.
Frederik startte de motor weer en liet de
prauw rustig het strand op varen, waar zij
zich vastzoog aan het natte zand.
lob sprong het strand op en bond de
prauw met een lange lijn aan de dichtst
bijzijnde boom. Frederik had intussen de
motor stilgelegd en uit het water getild.
De landingsplaats was op een goede
veertig meter van waar het beekje op het
strand uitkwam. Alleen de blikken met
persoonlijk goed werden op het strand
gezet, die met medicijnen bleven in de
prauw achter. Terwijl Job de omgeving
verkende, zette Frederik het veldbed en de
klapstoel van de dokter op het strand.
Op aanwijzing van zijn baas zocht hij een
vlak plekje onder een nog jonge klapper
boom. Een vuurtje was gauw aangestoken
en een stapeltje verzameld hout stond er
garant voor dat het vuur nog wel even zou
branden. Met de gevangen vissen ging
Frederik wat verderop de zee in, om ze
klaar te maken voor de bereiding. Toen de
dokter op z'n gemak op de vouwstoel zat
en zijn blik over het water liet gaan, zag
hij wat verderop in zee drie bruinvissen
uit het water springen. Kennelijk waren ze
aangetrokken door de geur van de inge
wanden, die Frederik in zee liet afdrijven.
De nieuwsgierige dieren kwamen dichter
bij het strand waar Frederik aan het werk
was. Deze had ze ook opgemerkt en onder
het roepen van aanmoedigende woordjes
wierp hij hun stukken van de kop en
staartvinnen toe. Ze kwamen toen zó
dichtbij, dat de mantri hun bijna uit de
hand kon voeren. Toen hij klaar was met
41ste jaargang nummer 6 december 1996
31