Door het oog
van de naald
In september 1951 werd de heer
A.L. Orth uitgezonden naar het
hoofdkantoor van de Koninklijke
Paketvaart Maatschappij (KPM)
in Djakarta. Daar regelde hij de
administratie van het nautisch
varend personeel van twintig
coasters en later werd hij er
bureauchef voor de gehele vloot
- circa honderd schepen, groot
en klein. Zijn directe chef was de
heer L.H.N. Jungschlager, die de
scepter zwaaide over de gehele
Nautische Dienst. Orth leerde
hem leren kennen als een zeer
respectabel en sympathiek man.
Na lezing van de artikelen
'Het vergeten verhaal van één van
de Schmidt-arrestanten' Moesson
maart, mei en juni 1996), be
sloot hij zijn eigen ervaringen op
papier te zetten en in te sturen.
Onverkwikkelijke dingen
In die dagen was de stemming erg anti-
Nederlands. Vooral de KPM moest het
ontgelden. En steeds werden in de Indo
nesische pers de volgende namen ge
noemd: Jungschlager, voormalig chef
Nefis, Orth, voormalige chef koloniale po
litie, en, in mindere mate, mr. D.F. de Koe,
president-directeur van de KPM. Zelf
moest ik de eerste keer lachen om de toe
voeging achter mijn naam. Lang niet gek,
dacht ik voor een ex-commissaris van po
litie tweede klasse. In ieder geval maakte
niemand bij de KPM zich er werkelijk
druk om. Medio mei 1953 kwam de heer
lungschlager tijdens één van onze dage
lijkse contacten met een verzoek om hulp:
'Zeg Orth, jij hebt toch nog contacten bij
de politie? Ik moet namelijk voor de
maatschappij naar een maritieme confe
rentie in Colombo, maar ik mag het land
niet uit. Mijn toelatingskaart wordt niet
verlengd. Als ik het land verlaat, kan ik er
niet meer in.'
Ik beloofde hem te helpen en wendde mij
tot mijn vriend en oud-collega R.D. die
vlak bij mij in de buurt woonde aan de
Djalan Mampang. Deze bekleedde een vrij
belangrijke functie bij de Procureur-
Generaal.
Enkele dagen later voegde ik me weer bij
hem. De verwachte toezegging voor een
'permit' bleef echter uit. In plaats daarvan
wilde hij weten wat voor iemand de heer
Jungschlager was. Toen ik deze beschreef
als een zeer integer en voorkomend mens,
gaf hij mij het volgende advies: 'Hij moet
zo snel mogelijk Indonesië verlaten, want
er liggen voor hem zeer onverkwikkelijke
dingen in het verschiet.' Meer kon en wil
de hij hierover niet kwijt.
Teleurgesteld kwam ik met deze bood
schap bij mijn baas. Die toonde zich ech
ter vrij optimistisch en zei het nog eens te
zullen proberen via Hadji Princen.
'Dat heeft weinig zin meneer lungschlager,
want Princen is sinds kort bij de Repu
bliek uit de gratie. Volgt u nu maar het
advies op van mijn vriend. Die is goed
ingelicht en zegt echt niet zo maar iets.'
Aldus probeerde ik hem van dit plan af te
brengen. Ook heb ik mijn chef nog her
haalde malen geconfronteerd met de
goede raadgeving van mijn Indonesische
vriend. Tijdens de nieuwjaarsreceptie in
1954 in het logeergebouw van de KPM
aan de Djalan Gadjah Mada (voorheen
Molenvliet), raakte ik nog in gesprek met
mevrouw Jungschlager. Zij bleek op de
hoogte te zijn van mijn bezoeken aan
R.D. en van mijn adviezen. Ook zij had
haar man herhaaldelijk voorgehouden
deze raad op te volgen. Half januari 1954
werd de heer lungschlager gearresteerd,
samen met enige andere Nederlanders,
waaronder de oud-kapitein Schmidt.
Aangezien ik zelf ook voor arrestatie
vreesde, ging ik op informatie uit bij mijn
Indonesische oud-collega's van de politie.
Deze stelden mij echter gerust: 'Ie hebt
altijd goed met ons samengewerkt, Orth.
(e hebt echt niets te vrezen.'
Op een dag vertelde mr. Boegheim, mijn
bridge-partner bij de KPM en de assistent
van de advocaat van Jungschlager, dat hij
in één der processen-verbaal had gelezen,
dat een zekere Orth, een lange, donkere,
Indische jongen, ex-officier KNIL, samen
met Jungschlager troepen had geïnspec
teerd. Volgens dit proces-verbaal waren
het eenheden van de Daroel Islam, een
beweging die fel gekant was tegen de
Republikeinse regering, opererend in de
buurt van Tasikmalaja. Deze aantijging
aan het adres van mijn chef en mij over
tuigde mij opnieuw ervan, dat de hele
arrestatie met alles eromheen om één of
andere duistere reden in scène was gezet.
Mijn ongerustheid was echter opnieuw
gewekt en ik besloot mijn Indonesische
oud-collega's nogmaals te raadplegen.
Ook ditmaal kreeg ik te horen, dat ik niets
hoefde te vrezen.
'Djaga orang ini!'
Ik woonde met mijn gezin in de Djalan
Garoet en was gewoon 's zondags met
mijn kinderen de katholieke kerk te be
zoeken aan de Djalan Malang, die parallel
liep aan onze straat. Soms ontmoette ik
dan mevrouw Jungschlager en aan het
einde van de mis liepen wij meestal een
eindje met elkaar op, omdat we dezelfde
richting uit moesten. Op een keer merkten
wij dat we gevolgd werden. De zondag
daarna hadden wij dezelfde ervaring.
Besloten werd niet meer samen op te lo
pen, omdat wij vermoedden dat de achter
volging iets te maken had met de proble
men rond haar man.
In die dagen had ik de beschikking over
een motorfiets van de KPM, een Puch
175 cc. Daarmee reed ik elke dag om
twaalf uur naar huis om te lunchen.
Van het KPM hoofdkantoor aan de Djalan
Medan Merdeka Timoer was het ongeveer
een kwartier rijden, dus best te doen. Toen
ik op een middag na de lunch even had
'gerelaxed' en juist mijn motor wilde
De Stichting Patria
heeft speciaal voor
Indische Nederlanders
TE HUUR
41
13 aanleunwoningen aan de
Ceintuurbaan te Bussum,
momenteel zijn er twee
woningen vrij, nr. 283 en 289.
Indeling: woonkamer, slaapkamer,
half open keuken,
logeer/hobbykamer,
toilet, douche.
Huurprijs: 800,- per maand,
exclusief servicekosten.
Borgsom: 750,—
Inlichtingen bij:
mevr. L. Lucas,Verzorgingshuis Patria,
Nassaulaan 58, 3743 CE Baarn,
telefoon 035 - 541 74 46.
41ste jaargang nummer 6 december 1996