Help HALIN helpen moessQn starten, stopte er een jeep voor ons huis. Een mij onbekende man liep het erf op en vroeg: 'Bent u meneer Orth?' 'Ja, dat klopt.' 'Ik ben inspecteur Bos en ik moet u ver zoeken mee te komen naar het bureau. De chef-recherche wil u spreken'. 'Wie, R.W.?' (de commissaris van politie R.W., één van mijn oud-collega's, was namelijk chef-recherche op het Hoofdbureau van Politie op Gambir, Koningsplein). Mijn begeleider antwoordde niet en ge baarde slechts naar de zitplaats naast de bestuurder. Ik vond het wel vreemd, dat mijn vriend R.W. mij liet halen voor een gesprek. Ik had echter weinig keus en ging dus met Bos mee. De jeep reed de Djalan Garoet René Hillesum Filatelie uit, sloeg linksaf de Djalan Djogja in en draaide bij de eerste kruising de Mam- pangweg op. Bijna aan het einde daarvan reden we de spoorweg over en gingen op Menteng aan. Ter hoogte van het kruis punt Parapattan reed de jeep niet door naar Gambir, maar sloeg rechtsaf. Oh jee, dacht ik, dat gaat verkeerd. Ik wist namelijk dat deze weg naar het bureau liep van de politieke recherche, in de Nederlandse tijd de PID (Politieke Inlich tingen Dienst). Ik moest meteen aan de kwestie Jungschlager denken en voelde mij nog minder op mijn gemak. Na een eindeloze reeks betjaks en tal van andere auto's ingehaald te hebben - de bestuurder had kennelijk haast - reden wij een tijdje later inderdaad het voorplein op van het ge noemde bureau. We stapten uit en Bos leidde mij naar een vertrek waar twee politiemannen in burger druk aan het typen waren. Bos riep vrij luid tegen hen: 'Djaga orang ini!' ('Be waak deze man!') en tegen mij: 'U staat onder arrest!' Nog voor ik kon reageren was hij de ka mer al weer uit. Ik moest plaats nemen op een versleten, houten bank en werd verder aan mijn eigen gedachten overgelaten. Ik zag mijzelf al in een cel naast die van Jungschlager zitten en in de rechtszaal in het beklaagdenbankje. Op dat moment begon ik me pas echt zorgen te maken. Hoe moest dat nu thuis? Wie zou er voor mijn gezin zorgen? Ik begon toen maar schietgebedjes te prevelen, in de hoop dat er hulp zou komen opdagen. En warem pel: nog geen half uur later stapte er een vroegere hoofdagent van mij de kamer binnen. Zijn mond viel bijna open van verbazing. Hij kwam op me af en begon mij uitbun dig te begroeten. Hij vroeg hoe het met mijn gezin was en haalde oude gebeurte nissen op uit de tijd dat wij samen bij de politie zaten. Op een gegeven moment vroeg hij: 'Waarom bent u hier eigenlijk?' 'Weet je dat dan niet?' antwoordde ik hem met een wedervraag. 'Nee, nee, eigenlijk niet.' Toen vertelde ik hem dat ik gearres teerd was, zonder de reden daarvan te weten. Direct hierop zag ik zijn gezicht betrekken en hem schichtig kijken naar beide typende agenten. Hij wist niet hoe gauw hij moest wegkomen. Ik begreep dat van hem geen hulp te ver wachten viel. Hij was natuurlijk bang dat contact met een verdachte hem in moei lijkheden zou kunnen brengen. lammer, dacht ik en ik begon in arren moede op nieuw met mijn schietgebedje. Zo verstreek er weer een uur. De zon zakte al lager naar de kim. Er verscheen een man, die de krees omhoog begon te trek ken. Nog een paar uren, dan is het avond, dacht ik. En ze hebben niet veel haast met ondervragen, straks sluiten ze me nog op! En wie weet, hoe lang zij me nog hier houden. En of ik hier nog ooit uit zal ko men? Ik begon weer aan mijn gezin te denken en zag de toekomst weinig roos kleurig in. luist op dat moment kwam er iemand langs, die terloops even naar binnen keek, terugliep en toen het vertrek binnenkwam. 'Dag meneer Orth, dat is lang geleden.' Verbaasd keek ik in het lachende gezicht van de commissaris van politie, R.S. Allerlei herinneringen kwamen weer boven. In juni 1949 droeg ik aan hem het commando over van het politiekorps in de residentie Krawang. Hij was het ook die mij en mijn gezin persoonlijk in Tandjong Priok uitgeleide deed, toen wij met het m.s. Oranje naar Holland vertrok ken. Ik had er in het verleden bij hem herhaaldelijk op aangedrongen mij te tutoyeren, maar ofschoon hij wel tien jaar ouder was, bleef hij mij met u aanspreken, waarschijnlijk omdat ik destijds zijn chef was. Ook nu dus weer. Hij schudde mij hartelijk de hand en vertelde dat hij allang uit Krawang weg was en hier in Djakarta tot sous-chef was benoemd van de PID. Toen hij hoorde over mijn aanhouding, toonde hij zich hoogst verontwaardigd. Nadat wij nog een tijdje hadden doorge praat en hadden geïnformeerd naar het wel en wee van eikaars gezinnen, nam hij afscheid met de woorden: 'Wacht maar rustig af meneer Orth, ik regel het verder wel.' En jawel, nog geen tien minuten later stapte er een man binnen. Hij ging voor mij in de houding staan en salueerde. Hij stelde zich voor als hoofdinspecteur... (naam vergeten) en vroeg of ik al gegeten had, of ik nog iets wilde drinken en hij zei... dat ik direct geholpen zou worden! Ik zei, dat ik alleen graag naar het toilet wilde. 'Wacht u even, meneer. Ik zal de sleutel van het toilet van de chef halen.' Wat een levensgrote ommekeer, dacht ik, eerst als een nummer behandeld en nu mocht ik zelfs van de wc van de grote baas gebruik maken! Bij mezelf dankte ik Onze Lieve Heer, dat hij deze man op mijn weg had gestuurd. Niet lang daarna kwam er weer een poli tieman, ook een hoofdinspecteur, die mij meenam naar zijn kamer. Hij vroeg me wanneer ik uit Indonesië was vertrokken en wanneer ik was teruggekeerd. Nadat ik antwoord had gegeven zei hij: 'Mooi, dan weet ik genoeg. Mag ik dan nu uw pas poort zien? Dan kan ik de stempels van de Indonesische immigratiedienst even controleren.' 'Die heb ik helaas niet bij 42 Internationale veilingen van Filatelistische Literatuur ("Boekenland") en poststuk ken Sheraton I'eet'). Gespecialiseerd in Nederlands-lndië, Nieuw-Guinea, Indo nesië en de Japanse Bezetting. Vraag vrijblijvend de catalogi aan! René Hillesum Filatelie Postbus 337, 2800 AH Gouda Tel: 0182-57 20 30 Fax: 0182-57 20 70 ALS U NOC IETS OP ZOLDER HEEFT, INZEN DINGEN VOOR DE VEILINGEN ZIJN WELKOM! De Stichting Hulp Aan Landgenoten In Indonesië (HALIN) biedt al ruim 40 jaar steun aan voormalige landgenoten in Indonesië, die arm, oud, eenzaam, slecht gehuisvest en ziek zijn. Thans krijgen circa 1000 personen per maand een uitkering van rond 60,-. Het is een ereschuld deze mensen niet over te laten aan hun lot, dat mede een gevolg is van het pijnlijke dekolonisatie proces. Om deze noodzakelijke hulp in stand te kunnen houden is uw bijdrage onontbeerlijk. U kunt helpen door u per brief aan HALIN, Antwoordnummer 93213, 2509 WB Den Haag op te geven als DONATEUR of door geld over te maken op Giro 308 t.n.v. HALIN. Voor meer informatie kunt u genoemd adres schrijven.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1996 | | pagina 41