Een herinnering aan mijn hetet Wij woonden in Batavia in een heerlijk ruim, heel oud Indisch huis met een groot erf rondom, veel bijgebouwen met dapoer, kamar mandi, wc, goedang, bediendenka mers, garage en links en rechts een pavil joen, bewoond door huurders, meestal vrijgezellen. En natuurlijk hadden wij dieren. Ik noem soorten die volgens mij in geen enkel Indisch huis ontbraken: wij hadden een hond, een zwart-bruine tekkel, die ieders vriendje was; mijn broer had een poes en mijn speciaal eigendom was een kleine groene betet, iets kleiner dan een papegaai, maar verder precies eender. Over dit vogel tje gaat deze herinnering. Zoals alles in het leven gaat deze gepaard met vreugde en verdriet. Op mijn tiende verjaardag kreeg ik als ca deau dat mooie groene vogeltje. Wat was ik er blij mee! Ik zorgde er heel goed voor. Zodoende waren wij snel aan elkaar ge wend en werden dikke vriendjes. Het vo geltje was heel tam en erg slim. Binnen de kortste tijd stond haar kooi, die in de ach tergalerij hing, open en vloog zij het hele huis door. Ze ging alleen naar haar huis om te eten, te drinken en te slapen. Ik vond het geweldig, want ik heb een ontzettende hekel aan dieren in een kooi. Ik vind dat tegennatuurlijk. Als ik uit school kwam en mijn fiets had weggezet, vloog mijn betet mij al tegemoet en ging dan onder luid gekwetter op mijn schouder zitten. Natuurlijk kreeg ze dan wat lekkers, een stukje pisang of wat kat jang of een stukje kroepoek, wat ze dan op mijn schouder heerlijk zat op te peuze len. Mijn betet volgde mij overal. Was ik naar school, of naar het zwembad of ergens anders heen, dat zat ze rustig in haar huisje of waar dan ook in huis en viel niemand lastig. Wegvliegen, van huis vandaan, kwam niet bij haar op. En zo verging de tijd. Ik was een kind en dacht dat het altijd zo zou blijven gaan. Dat het een kinderdroom was, werd al gauw duidelijk. Op een dag, toen ik uit school kwam, was er geen klein groen vogeltje om mij te begroeten, maar kwam maatje met een verdrietig gezicht naar mij toe en vertelde mij dat mijn kleine groene betet door de poes van mijn broer was doodgebeten. Hoe dat had kunnen gebeu ren, wist maatje niet. Mijn eerste reactie was woede, toen pas brak ik los in tranen. Ontroostbaar was ik dagenlang. Kinderverdriet is fel, doch een kind groeit daar gelukkig meestal gauw overheen, of schoon ik mijn kleine groene vogeltje nooit heb kunnen vergeten. Nu ik als oude vrouw deze dierbare jeugdherinnering neerschrijf, denk ik weer met heimwee terug aan die tijd in dat geliefde land en hoe ons leven daar was. J.D.W. Entten 41ste jaargang nummer 7 januari 1997 25

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 25