Oom Alex en tante Christine Ontheemde In het huis van oom Alex en tante Chris tine heerste altijd een heerlijke chaos. Ze hadden, na uit Indonesië te zijn ver dreven, in Den Haag een huis gekocht. Den Haag was het centrum van de Indi sche Nederlanders. Vroeger al waren de verlofgangers naar Den Haag gekomen, de meesten van hen woonden in Schevenin- gen. Zo ook oom Alex. Met dat verschil, dat hij nu voor altijd in Holland zou blij ven. In Indonesië, in Semarang, had hij een tegelfabriek gehad. Hun huis in Scheveningen was er één in een rij van gelijke huizen die uit de vooroorlogse tijd stamden: smal, slechts één kamer breed en drie verdiepingen hoog, met grote ramen. Een lange nauwe gang, zwart-wit betegeld, leidde naar de keuken. Hier heerste steeds de grootste wanorde, maar het rook er altijd erg verleidelijk naar allerlei exotische specerijen en vooral naar knoflook! Tante Christine was een ver woed kookster. Het tijdstip voor het avondeten werd soms tot negen of tien uur verschoven, omdat haar nog het een en ander te binnen was geschoten, wat ze ook nog even wilde bereiden. In dit huis was de dagindeling volkomen anders dan bij ons. Hier stond iedereen op wanneer hij er zin in had en maakte zijn ontbijt, in de onopgeruimde keuken aan het volle aanrecht staand, zelf. Ook voor de lunch moest je zelf zorgen en meestal werden ontbijt en lunch samen een brunch, daar het al zo laat op de dag was. Maar het be langrijkste was het avondeten. Hoe enorm graag logeerde ik er! Na het eten hielp ik mee met afwassen en de chaos wat oprui men, wat eigenlijk een zinloze onderne ming was, omdat het er de volgende dag weer net zo erg uitzag. Rechts van de lange gang waren twee deu ren die naar de beide woonkamers leid den. De voorste kamer lag direct aan de straat. De grote ramen waren dicht met planten behangen, zodat je je als een vis in een aquarium voelde, waar het licht groengefdterd naar binnen scheen. De voor- en achterkamer waren door steeds openstaande en daarom eigenlijk overbo dige schuifdeuren verbonden. In de ach terkamer stond de grote eettafel die altijd uitgeschoven stond en waar zeker twintig mensen aan konden zitten. Verder was er een groot buffet, waarin enorme hoeveel heden niet bij elkaar passend servies ston den opgestapeld. Deze kamer had brede deuren die naar het kleine tuintje leidden. Ook in de tuin groeide en bloeide en woe kerde een oerwoud aan planten en krui den, waaronder ook onkruid! Tante Christine hing een zeldzame fdosofie aan, die een mengeling was van Christian Science en antroposofie. Ze deed dit met een onbekommerdheid die soms aan ge slepenheid deed denken, daar ze uit iede re fdosofie dat eruit pikte, wat haar het beste beviel. En gezien haar manier van leven, scheen ze daarbij goed te varen. Ze was ooit een heel mooie Indische vrouw geweest. Op oude foto's kun je haar als jonge vrouw zien, stralend en verliefd naast oom Alex staand, zij blank en blond, hij donker en zwart. Oom Alex was een goedmoedige man, die klaarblij kelijk in dit huwelijk niet veel te vertellen had, maar daar duidelijk ook geen be hoefte aan had. Hij was dol op zijn vrouw en ik was er zeker van dat ze nog steeds van elkaar hielden en verliefd op elkaar waren. Hij had een heel lief gezicht vol diepe groeven, zijn haar leek op grijskleu- rig ijzerdraad, zijn ogen hadden een troe bele blik. Donkere ogen worden altijd troebel bij het ouder worden. Hij was de oudste broer van mijn moeder. Op oude foto's is hij een knappe jongeman, ge kleed in een wit tropenuniform. Tante Christine was in de loop der jaren uitgegroeid tot een vormloze dikke vrouw. Ze maakte een naar beneden overhoop halend. Daarna liet ze alles weer lopen. Er kwamen steeds veel mensen op bezoek, familie en vrien den en ook weer familie en vrienden daar van, een eindeloze reeks. Iedereen kon te allen tijde bij haar komen logeren; bed den had ze genoeg, dekens ook, net als stoelen en tafels om aan de grote eettafel bij te schuiven. Het is waarschijnlijk alleen in zo'n slordig huishouden moge lijk zo gastvrij te zijn! Behalve veel men sen waren er ook overal honden en katten te vinden, die op stoelen en bedden lagen en de medegebruikers hooghartig negeer den. Waarschijnlijk was ook bij hen het gerucht doorgedrongen dat bij tante Christine altijd de deur open stond... En die stond ook letterlijk altijd open! Tante Christine was niet bang voor dieven. Ze hing niet aan haar spullen: als iemand iets wilde stelen dan had hij het waar schijnlijk nodig en mocht hij het hebben. Vanaf vier uur stond ze in de keuken, dat was haar domein. Op haar platgetrapte pantoffels, een doek om haar hoofd ge wikkeld, begon ze te koken. Ze wees elk aanbod om te helpen af. 'Straks', zei ze dan troostend, 'bij de afwas mag je helpen.' Afwassen deed ze niet graag! slordige indruk op je, of nee, ze was slordig! Haar rok zat steeds verdraaid, vaak hing de zoom los, die ze dan met een veiligheidsspeld vastzette. Ze stiftte haar lippen, doch deed dat slechts vluchtig, zodat de kleur er vaak naast zat. Ze was vrolijk en geestig en altijd klaarwakker, jeugdig in haar bewegingen, vol vitaliteit en een bron van warmte. Ze was in alles geïnteresseerd, vooral in politiek, waarin ze een uiterst linkse positie had. Ze zat vol ironie, het meest ten opzichte van zichzelf. Ze provoceerde graag en was strijdlustig. Ze was ongeloof lijk wijs. Van huishouden had ze geen greintje verstand maar dat interesseerde haar ook niet al te veel. Ze had er nog nooit enige interesse voor gehad haar huishouden goed te voeren. Soms had ze een bevlieging en dan werkte en poetste en boende ze een week lang, het hele huis van boven Neem mij niel kwalijk alstublieft dat ik hier ben dat ik hier woon op deze grond Misschien had ik het niet verdiend te blijven leven veel liever ook was ik maar daar gebleven waar alles wat ik liefhad zich bevond Met alle anderen ben ik meegedreven vanuit een wereld die niet meer bestond Neem mij niet kwalijk alstublieft dat ik er soms niet ben dat ik verloren voor mijn naasten zit te dromen en alles zomaar over mij laat komen alsof ik niets meer weet en niemand ken Laat mij dan even rustig weer bekomen en weet hoe blij ik met het leven ben. Lily Kloots-Touwen 41ste jaargang nummer 7 januari 1997 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 35