Tante Annie moessQn Van tante Annie leerde ik breien. Ze was een nicht van mijn moe der, maar ik weet niet meer in welke graad. In Indië was het begrip 'familie' erg rekbaar. We noemden haar tante. Ze kwam altijd op de fiets naar ons toe. Dat was in de periode vóór de oorlog, want al aan het begin van de oorlog werd eerst haar fiets afgepakt en wat later werd zijzelf door de Japanners opgepakt. Ze was ongelooflijk dik, in ieder geval voor mijn begrippen, hoewel de dikke da me die ik ooit als vierjarige op de kermis had gezien, dikker was. Tante Annie kon digde haar komst van tevoren telefonisch aan. Vervolgens kwam ze onze oprit op zeilen, waar de bedienden en mijn broers al op haar stonden te wachten. Zij vingen haar onder grote hilariteit op, hielden haar fiets vast en hielpen haar met afstap pen. Tante Annie slaakte daarbij gilletjes, die een voor haar lichaamsomvang verba zingwekkende toonhoogte hadden. Zolang ze op de fiets zat, viel haar zadel nergens te ontdekken, hoe goed (en dis creet) ik ook keek. Ik begreep niet hoe de fiets haar gewicht kon houden. Het zal wel een oerdegelijk Hollands exemplaar zijn geweest. Op de voorgalerij stond de grootste stoel al voor haar klaar. Het was een rotanstoel zonder leuningen, die gevaarlijk knarste als zij erin neerzeeg. De gewone rotan- stoelen mèt armleuningen die op de gale rij stonden, waren te nauw voor haar. Eén keer had ze geprobeerd te gaan zitten en was ze er nog wel in gekomen, maar er niet meer uit! I let was een enorm karwei om haar uit de stoel te werken, temeer daar ze de slappe lach kreeg en zelf niet mee kon werken. Zo, nu zat ze op haar stoel, nog wat nahij gend van de inspanning, haar benen wijd uit elkaar en zich koelte toewuivend. Haar benen waren onvoorstelbaar, elk been véél dikker dan ik, met grote plooien bij de knieën en enkels. Haar voeten waren erg klein en ik begreep niet hoe die kleine voeten die grote massa konden dragen. Tante Annie droeg kousen. Ik had eerst de gewoonte op bezoek komende tantes over hun benen te aaien om het wel of niet dragen van kousen te constateren, maar nu was ik al zover dat ik het met een ken nersblik zó kon vaststellen. Tante Annie's kousen eindigden boven de knieën met elastieke banden die diep in haar vlees sneden. Ik zat meestal op de grond aan haar voe ten. Op haar schoot had ze de grote brei- tas met de bolletjes katoen en de breinaal den. Ik nam gehoorzaam mijn breiwerkje aan, dat een gestreept poppenrokje moest worden en dat er al wat onooglijk begon uit te zien. Ik klemde de rechterpen onder mijn arm en wikkelde de draad om mijn rechterwijsvinger, verder kwam ik niet. Nu was tante Annie aan de beurt: met haar jonge en hoge stem sprak ze zangerig Tnnsteken, oöömslaan, óóóverhalen, dóóórhalen, aaaf laten glijden'. Ze paste zich aan het stroeve ritme aan dat ik met de houten pennen kon bereiken. De knop van de rechterpen drukte pijnlijk in mijn oksel. Het insteken was al bijna onbegon nen werk, doordat de steken strak op de pen zaten en ik strijk en zet het katoen spleet en zo uit één steek er twee maakte. Het omslaan was geen probleem, al liet ik daarbij wel steeds de naald los, wat tante Annie ertoe bracht heel streng 'pen vast houden, alleen de vinger bewegen' te zeg gen. Dan kwam het overhalen en doorha len, wat tegelijkertijd moest gebeuren en dat was het grootste probleem; meestal schoot de linkersteek van de pen en zo lang de rechterpen erin bleef was het dan nog goed, maar voor het overhalen en doorhalen zaten de steken op de puntjes van de pennen en vloog 'de zeeman over boord', zoals tante Annie het noemde. Ze nam dan het breiwerk van me over om de zeeman van de verdrinkingsdood te redden. Voor het gemak breide ze de pen even af en ik staarde vol bewondering naar die kleine, dikke handen die zó rap de naalden bewogen dat het leek of ze de steken alleen maar van de ene pen op de andere overhevelde. Een half uurtje zaten we zo bij elkaar, dan was de les voorbij en mocht ik spelen. Meestal bleef ik echter aan haar voeten zitten en keek ik toe hoe ze breide, ver stelde (ze hielp mijn moeder met het vele verstelwerk) en stopte. Zij werkte snel en netjes en ik was vol bewondering. Nu nóg begrijp ik niet, hoe ik het breien ooit heb geleerd en hoe ik er zelfs een zekere virtuositeit in heb gekregen. Het breien heeft ons gedurende de oorlog geholpen te overleven: mijn moeder nam opdrachten aan van een of andere, waar schijnlijk Zwitserse firma en wij allen, ook de broers, breiden sokken, truien en slip overs uit een harde, kakikleurige wol. Waarom ik zo mijn best deed het breien te leren? Het was beslist niet verplicht, maar tante Annie had me gevraagd of ze me het zou leren en dat wilde ik wel, om dat het altijd gezellig was met tante Annie. Ze was hartelijk, vrolijk, gul - een echte Indische. Ze kon smakelijk lachen, het meest om zichzelf. Waarom zij wél en wij niet het kamp in moesten, weet ik niet. Zij heeft het niet overleefd. Over de oorlog weet ik heel weinig, alleen wat ik zelf heb meegemaakt. Ik weet dat we honger hadden, dat ik bang was en dat ik graag naar school had gewild. Mijn oudste zus gaf mij opdrachten die ze na haar werk corrigeerde. Ik deed het goed, want toen we in Nederland kwamen, kwam ik met tien jaar in de vijfde klas; kennelijk had ik geen achterstand. In breien was ik de beste van de klas, ik mocht helpen 'les geven'. Geen wonder, nadat ik tijdens de oorlog een halve sok per dag af had móe ten hebben, vóór ik aan spelen of lezen kon denken! Hoe we die oorlog door zijn gekomen, hoe mijn moeder dat voor elkaar heeft ge kregen met zeven kinderen waaronder twee 'blondjes', ik weet het niet. Na de oorlog werd daar niet over gepraat; het was alleen maar lollig geweest, in de trant van: 'Weet je nog, toen die Jap...' en dan lagen ze dubbel. Ik heb dat nooit goed be grepen, voor mij was de oorlog niet grap pig: wij vier kleintjes zaten de hele dag alleen thuis, met de opdracht het huis houden, het breiwerk en ons schoolwerk te doen, we hadden weinig bewegingsvrij heid. Mijn moeder en oudste zus werkten buitenshuis, de broers zaten ondergedoken op een boerderij buiten Soerabaja. Na de oorlog zagen we een tante die ook in het kamp had gezeten terug, ze was broodma ger en ik vroeg me af of tante Annie er nu ook zo uit zou zien. Later hoorden we dat zij het niet had overleefd. Telkens als ik aan het breien was, moest ik denken aan haar breilessen en zag ik haar breeduit in de stoel zitten, zelfs nu zie ik dat nog. Ze zocht altijd in de moeilijk te vinden zakken van haar omvangrijke kleding naar snoepjes als beloning voor elke afgebreide pen. Ik zie haar weer zoals ze ons tuinpad opreed, bellend en gilletjes slakend en ik zie weer hoe ze bij haar uittocht op de fiets stapte vanaf de stoep van de voorga lerij, de fiets door broers of bedienden vastgehouden, en hoe haar helpers haar hollend begeleidden tot zij genoeg vaart had. Ze viel nooit. Ik weet ook niet of die helpers haar op hadden kunnen vangen... Maar misschien was alles een goed geën sceneerde voorstelling die zij gaf om de mensen aan het lachen te maken. Tante Annie lachte immers graag! Nellie Haberland 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 22