PLANTEN UIT DE TROPEN Pithecolobium lobatum moessQn donkerviolet en gekromd. De peulen zijn tussen de zaden ingesnoerd. De drie centi meter platte, bruinglanzende zaden zijn omgeven door een witte eetbare zaadrok. De zaden zijn van binnen geelwit. Er zijn soorten met grotere of met kleinere peulen, met harde en zachtere zaden. De grote hardere zijden zijn meestal bitterder dan de kleinere. Bij de bevolking zijn de zaden zeer gewild. De pittige zaden wek ken de eetlust op. Ze worden rauw of gekookt gegeten bij de rijsttafel. Ze ruiken sterk naar petébonen (Parkia speciosa) en behoren tot dezelfde familie. Teveel zaden eten kan leiden tot inwendige bloedingen of nieraandoeningen. Dat heeft tot gevolg dat plassen niet kan of erg pijnlijk is. Een en ander gaat gepaard met ondragelij ke krampachtige pijnen in de onderbuik. De oorzaak is de etherische olie in de za den. De urine krijgt door het eten van de zaden een sterke vieze lucht. In Indonesië noemt men de ziekte hegenholan. longe bladeren, die tot poeder zijn ver brand, kunnen worden gebruikt door ze op snijwonden te leggen, zoals bijvoor beeld gebeurd bij besnijdenissen. De as van oude bladeren wordt, vermengd met cocosolie (klapperolie), gebruikt als zalf bij een jeukende huid. Met fijngemaakte peulen kun je je haren wassen. Het hout kan als timmerhout gebruikt worden, de peulen als veevoer. Delen van de plant worden gebruikt als grondstof voor verf. De Pithecolobium Saman, een synoniem voor Samanea Saman of Regenboom, is een mooie, opvallende sier- en schaduw- boom, die heel veel ruimte nodig heeft. De paraplu-achtige kroon kan enorme af metingen hebben. Zo wordt beweerd dat in Trinidad een tweenveertig meter hoge boom groeit met een kroon die zeventig meter in doorsnee is. De dubbelgevederde bladeren zijn achttien tot tweeënveertig centimeter lang. De zes centimeter bolvor mige bloemen hebben vijf kroonbladeren en anderhalve centimeter lange, rosegroe- door Netty Selder Pithecolobium lobatum: Djenkol, Jerin, Blandingan, Asem tjina, Apenboom, Doppenboom Familie: Leguminosae - Vlinderbloemigen - Stinkboon De Leguminosae behoort tot een van de grootste plantenfanrilies met ongeveer 7000 soorten over de hele wereld ver spreid. Door de vele soorten is deze fami lie in onderfamilies verdeeld, te weten: de Mimosacea, de Papilonaceae en de Caesal- pinaceae. Zo kan het gebeuren dat men deze Pithecolobium onder de Mimosaceae ondergebracht vindt. De Pithecolobium lobatum, in Indonesië bekend als Djenkol, is een boom met een heel brede kroon en enigszins afhangende takken en kan tien tot zesentwintig meter hoog worden. Ze is inheems in Midden- Amerika. In Indonesië wordt ze voor de peulen in tuinen gekweekt en siert ze plei nen en parken op. De Pithecolobium heeft een warm, vochtig klimaat en een voedzame, doorlatende grond nodig om goed te kunnen groeien. De wortels kun nen zich dan goed ontwikkelen en ver spreiden. De hoofdwortels wortelen zich ondiep en kunnen stoepen ondermijnen. De naam Pithecolobium is afgeleid van de Griekse woorden Pithecos (aap) en Lobos (gelobt). Dit laatste woord verwijst naar de vorm van de peulen. In deze bomen groeien veel epifyten zoals orchideeën en varens. De samengestelde bladeren staan ver spreid aan de takken. Samengestelde bla deren wil zeggen: meerdere bladeren die aan één bladsteel zitten. Ze worden zeven tot tweeëntwintig centime ter lang en vier tot elf centi meter breed. Hele jonge blaadjes zijn donkerviolet gekleurd. Bij donker weer of regen en 's nachts, vouwen de bladeren zich samen in een zogenaamde slaaptoe stand. De wit met rose gekleurde bloemen hebben drie centi meter lange meeldraden. Ze staan dicht opeen in mimosa-achtige tuilen van acht centimeter en aan vrij lange stelen. De tien centi meter lange peulen zijn 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 30