Uit het dagboek van een dokter (deel III) (foto: A. A. Koster) Etnabaai en Jamoermeer Het was nog pikkedonker, toen de dokter een hand op zijn schouder voelde die hem wekte. Hij zag alleen de gloeiende hout blokken van het vuur; zijn horloge gaf iets voor vieren aan, de tijd die hij met (ob en Frederik had afgesproken Tussen de aangeblazen vlammetjes zag hij de zwart geblakerde warmwaterketel staan. Die namen ze altijd op tournee mee en zover hij wist werd-ie nooit schoon ge schuurd. Job had in het vuur een paar ketella's gelegd om te roosteren en hij wist dat hij die niet voor ontbijt zou krijgen, maar pas straks, als ze eenmaal onderweg waren. Idem de geroosterde pisang. Voor het ontbijt stond er koffie met suiker of gecondenseerde melk op het menu en voor de dokter was daarbij dan een klein blikje bruine bonen met spek. De mantri's aten meestal een restje rijst van de vorige avond op, gemengd met veel lombok ra- wit en ketjap of zout, soms met een rauw uitje erdoorheen. Soms nam de dokter ge roosterd brood in een blik mee. Dat hield wel een paar dagen. 'Banjak ombak, Job?' 'Ombak besar, angin soedah aman.' Dat de wind was gaan lig gen, was een goed bericht. Toen de dokter met de lampoe senter naar de zee keek, zag hij dat het rif was begonnen vol te lopen, zodat de prauw gezellig wiegelend dreef op zo'n tien meter van de pasang- grahan. Daar waar het rif begon, was er een grote schuimmassa. Een lage maan gaf voldoende licht om de jagende wolken te kunnen waarnemen. Hij overlegde met de mantri's of ze met een petroleumgaslamp voor op de plecht zouden varen. Frederik keurde dat af, want als er een golf tegen aan zou komen, zou de lamp verloren zijn: het glas zou dan onmiddellijk in duizend stukjes uiteenvallen. Goed, maar dan moest een van hen wel op de plecht gaan zitten met een staaflamp om een tege moetkomend vaartuig te kunnen waar schuwen, totdat de zon zou opkomen. De dokter wist dat de NNGPM, de lokale oliemaatschappij, proefboringen aan het doen was in het achterland van de Etna baai en dat er regelmatig een bevoorra dingsschip naar de Etnabaai ging. Uitkijken dus, had men hem gewaarschuwd, want een prauw zou door de kustvaartuigen nauwelijks gezien worden. Overigens was het een meevaller dat ze in een gebied van de oliemaatschappij zouden tourneren, want die had altijd een overvloed aan benzine en olie voor buitenboordmotoren en daar mochten toevallige langskomers ook van nemen. De olie terugbrengen naar Sorong, deed de maatschappij niet. Alles wat over was, liet deze in de bush achter. Om vijf uur waren ze klaar en was de prauw goed gestouwd. |ob zou als eerste vooraan gaan zitten, tot zonsopgang, daarna wilde hij achter zitten om te vissen. De kepala kampong was nog even bij hen komen zitten en had een mok koffie mee gedronken. Hij had voor hen nog wat zoe te ketella in het vuur gelegd. Zij vertelden hem nogmaals dat de dokter binnen één tot twee weken terug zou keren uit de Etnabaai. Ja, dat had hij al begrepen. Zachtjes tuffend gingen ze over de lagune, waar het water nog rustig was, met zo af en toe een onbetekenende golf. Job had de opdracht om het gat in het rif, waar doorheen gevaren moest worden, op tijd aan te geven. Je moest namelijk op het goede moment de grote zee op, om niet verrast te worden door een golf. Bij het licht van Jobs lantaarn keek de dokter naar het ritme van de golven. Na een par tijtje van vier aanrollende golven moesten ze snel op de open zee zien te komen. Ze hadden dit geintje al vaker bij de hand ge had. De truc was dat de voorman hardop moest tellen en moest roepen: 'Madjoe!' De motor liep regelmatig en de opening in het rif vonden zij gemakkelijk. Daar was er minder turbulentie, omdat een deel van de golf kon doorgaan in de lagune. Zij legden de prauw schuin op de richting van de golfrijen en toen begon Job te tel- len. Bij 'Madjoe-oe!' werd er vol gas gege ven... en ze zaten aan de andere kant van het rif. Meteen was het met de relatieve rust gedaan. De golven werden bijna twee meter hoog, maar met een goed beladen prauw die redelijk vaart kon houden, kon je gemakkelijk in een hoek van ongeveer 45 graden ertegenop klimmen. Van de vaarsnelheid was het afhankelijk of je met een lange prauw twee golftoppen tegelijker kon nemen, maar veiliger was het doorgaans om iedere golf apart af te wachten. lob wist precies dat hij met zijn staaflamp iedere volgende golftop moest beschijnen. Bijna drie kwartier moesten ze dit volhouden, toen begon de hemel zachtjes te kleuren en kon de stuurman de golven zelf zien. Nog geen half uur later zagen zij de coas ter van de NNGPM vanuit de Etnabaai naderen. Zelfs dit schip ging tekeer. Ze voeren dicht genoeg langs elkaar om een boodschap te kunnen roepen. Natuurlijk gaf de dokter de groeten aan vrouw en kind. Nog vaag hoorde hij: 'Tot ziens dok ter!' Ze wisten dus wie het was die ze tegenkwamen. De veiligheid rondom Nederlands-Nieuw- Guinea was verscherpt door de hatelijke houding van Soekarno, de Indonesische president. Van iedereen die op tournee ging via de zee werd nauw keurig aan de marine en gouvernements patrouilles doorgegeven welke route ze zouden volgen en hoe ze te indentificeren waren. De vaartuigen van de NNGPM deden ook mee in de patrouilleroutine, omdat ze altijd bereikbaar waren per radio. Het was te hopen dat de golven wat min der hoog zouden zijn als ze de kampong Semini aan het begin van de Etnabaai 33 41ste jaargang nummer 8 februari 1997

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 33