tussen Indië en H Mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh: Indië, eind negentiende eeuw. In hoog tempo vestigen zich hier Hollanders. De koloniale wereld waarin ze terechtkomen, is een gescheiden wereld. Aan de ene zijde staat de Europese enclave, aan de andere zijde de grotere samenleving van de inlanders. Mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh (1862-1948) had als Indo- Europese vrouw toegang tot zowel de inheemse als de Europe se wereld. Ze schreef een inmiddels legendarisch geworden boek over geneeskrachtige kruiden en een interessante levens- gids. Uit deze boeken blijkt hoe gescheiden de twee werelden waren: '...wensch ook nimmer van Indië een Holland te maken; dit is onmogelijk.'1) Johanna Maria Carolina Versteegh, kort weg Jans, had een Hollandse vader en een Indische moeder en werd in 1862 geboren op de koffieonderneming Soekamangli, in het district Weleri op Midden-Java. lans Versteegh groeide op in een gegoed, katholiek middenklasse-milieu, waarin de kinderen een gepaste opvoeding kregen. Jans ging naar de eliteschool van de Zus ters Ursulinen in Batavia. Toen zij veertien jaar was, werd ze onverwacht naar huis ge roepen. Haar vader Carel Versteegh (1826- 1895), die men eens 'de koffiekoning van Java' had genoemd, was geruïneerd door de beruchte koffiebladziekte en door processen tegen het gouvernement. Voor dure kostscholen was nu geen geld meer. Thuis werd lans de rechterhand van haar moeder Albertina Versteegh-van Spreeu wenburg (1828-1913),2' die als njonja besar de zorg droeg voor de zieken op de onderneming en uit de omgeving van Soekamangli. Albertina Versteegh ontleende haar medi sche kennis en kruidenkennis aan de Semarangse apotheker H F. Tillema, die een huisvriend was van de Versteeghs. Een andere bevriende informant was dokter Mand, die nabij Soekamangli een leproze rie had gesticht. Hij had veel aandacht voor inheemse medicijnen. Medicijnen die per schip vanuit Holland aangevoerd moesten worden, kwamen namelijk vaak met grote vertraging of geheel niet aan. Dokter Mand zocht daarom naar alterna tieve middelen die ook genezende kracht bezaten. Nog voor Versteeghs faillissement, had dokter Mand hem verzocht om een grootscheeps onderzoek te laten verrichten naar het gebruik van geneeskrachtige krui den door de bevolking. Dat gebeurde. Het resultaat was een groot overzicht van ziekten en natuurgeneeskun dige medicamenten. Deze kennis, gecom bineerd met die van dokter Mands Makas- saarse echtgenote3), leverde een unieke verzameling in formatie op. Uit vriend schap schonk het echtpaar Mand deze collectie aan Albertina. Maar Albertina kreeg in feite meer. Zij voer de met dokter Mand een levendige correspondentie over de zieken die bij haar genezing zochten. In zijn brieven gaf hij haar een praktijkgerichte medische opleiding, die zowel geënt was op de inheemse kruiden kennis als op de gangbare westerse visies op ziekte, gezondheid en genezing. Haar dochter fans zou deze kennis later erven. Indische planten en haar geneeskracht In 1883 trouwde Jans met Herman Klop penburg, een katholieke Hollander. Hij was een paar jaar daarvoor uitgezonden als procuratiehouder van de handelsfirma Van Embden. Uit dit naar verluidt zeer ge lukkige huwelijk zouden twaalf kinderen geboren worden. De eerste dochter noem den ze Tina, naar Jans' moeder Albertina. Toen Tina veertien was, leek het erop dat ze malaria had. De familie raadpleegde een Hongaarse arts, die een hoge dosis kinine voorschreef. Dit had een desastreus effect. Tina leed namelijk niet aan mala ria, maar aan tyfus, wat de charlatan-dok ter niet had bemerkt. Het meisje bezweek aan de gevolgen van de behandeling. Voor lans Kloppenburg was dit verlies nauwelijks te verwerken. 'Ik kon slechts treuren om het heengaan van mijn doch ter van wie ik zoo zielsveel hield', schreef ze later.4) Om over haar verdriet heen te komen, concentreerde ze zich op de stu die van geneeskrachtige kruiden. De basis voor haar onderzoek vormde haar moe- Mevrouw Kloppenburg-Versteegh in haar tuin in Semarang (1906). Collectie Rob Nieuwenhuys ders verzameling. Het dominante westerse geneeskundige systeem was niet het hare, maar ze nam ervan wat ze nodig had. Net als haar moeder combineerde zij inheem se met westerse kennis.5) Wat Jans Klop penburg in de natuur vond en niet kende, trachtte ze te determineren met behulp van de bevolking en met hulp van de scheikundige dr. Boorsma, verbonden aan 's Lands Plantentuin in Buitenzorg. Deze studie resulteerde in 1907 in het tweedeli ge kruidenboek Indische planten en haar geneeskracht (hierna kortweg: Indische planten.)6!. Later zou het boek grote be kendheid verwerven onder de titel Wenken en Raadgevingen. Samen met Indische plan ten verscheen er een Platenatlas waarin een aantal geneeskrachtige planten werd afgebeeld. Het kruidenboek was een groot succes. Binnen enkele jaren werden er vier her drukken uitgegeven, iedere druk vermeer derd en verbeterd. Al snel verwierf het boek een legendarische status; mevrouw Kloppenburg mocht het in 1913 zelfs aan koningin Wilhelmina aanbieden. Indische planten voorzag in een behoefte. Aan het begin van de twintigste eeuw was de wes terse medische stand in Indië slecht verte genwoordigd; alleen in de grote steden waren dokters bereikbaar. Wie in de bui tengewesten een ernstige ziekte of kwaal opliep, was afhankelijk van alternatieve I 41ste jaargang nummer 8 februari 1997 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 37