moessQn Geen gewone Indische meisjes ters op revolver en karabijn. Ma zelf was een schutterskoningin', aldus de in dit ver band aangehaalde Tjalie Robinson. Bij bestudering van de mening van Indi sche mensen mag Tong Tong/Moesson natuurlijk niet ontbreken. Müller zegt 'in hoofdzaak' jaargang 1963/64 bestudeerd te hebben. 'Het blad fungeert als een po dium voor allerlei discussies' zegt zij, maar: 'Toch geven Tong Tong en later Moesson, ook al hebben zij de podium functie, ons niet veel inzicht in de denk wijze van Indische mensen over niet-ge- wettigde relaties. Het lijkt er op dat eerder de beeldvorming dan het leven zelf onder werp van gesprek is.' Dit idee baseert zij op slechts één jaargang en hier en daar wat flarden van andere jaargangen. Dit kan nauwelijks een representatief beeld opleveren. Haar conclusie zou pas gerecht vaardigd zijn na bestudering van ten min ste een aantal jaargangen. Er volgt een intermezzo van enkele foto's, een welkome verluchtiging van deze vrij taaie materie: vooral voor de leek op het gebied van vrouwenstudies zullen de theorieën die in deze studie gebruikt wor den niet eenvoudig zijn. Het boekje is een doctoraalscriptie en dus gericht op vakge noten, maar het is uitgegeven en komt daardoor ook in handen van een algeme ner publiek. Daar had best wat meer reke ning mee gehouden mogen worden. Het in de vrouwenstudies zo centrale en vertrouwde begrip 'gender', dat in dit boekje dan ook vaak voorkomt, is voor de leek abracadabra. Wie het luilekkerland van de - zeker interessante - resultaten wil bereiken, zal zich door de rijstebrij van wetenschappelijke theorieën en dito taal gebruik heen moeten werken. De laatste invalshoek in deze studie is Indonesische-vrouwenstudies. Müller geeft een kritische bespreking van vijf onder zoeken op dit gebied die zich bezighouden met de njai. In het slothoofdstuk van het boekje geeft Müller op heldere en over zichtelijke wijze de samenvatting en con clusies van haar onderzoek. De theorieën, hier in directe samenhang met de resulta ten gepresenteerd, zijn nu ook wat beter 'behapbaar'. Al met al heeft Müller een prima onder zoek verricht. Hoewel zij bij het zoeken naar Indonesische literatuur en naar de mening van Indische mensen in Tong Tong/Moesson niet ver genoeg is gegaan, heeft zij over het gehele onderzoek gezien toch heel wat informatie boven water weten te krijgen. Zij heeft de njai centraal gesteld en heeft allerlei invalshoeken gekozen om haar te bekijken, en daardoor is een veel gevarieerder beeld ontstaan van de njai dan het dominante, stereotiepe beeld uit de Indische belletrie. Hierin is de njai als het ware een stripfiguurtje, of zoals Müller het uitdrukt: 'een gegoten beeld vol stereotiepe kenmerken in plaats van een vrouw van vlees en bloed'. Door dit onderzoek is de njai driedimensionaler geworden. Er blijken opeens veel meer mogelijkheden te zijn, bijvoorbeeld een lelijke, oudere njai in plaats van het ste reotiepe beeld van de piepjonge, exotische schoonheid. De titel is in dit verband aar dig bedacht: enerzijds betekent 'op de wipstoel zitten': elk moment ontslagen kunnen worden, wat natuurlijk per defini tie gold voor de njai; anderzijds verwijst 'op de wipstoel' naar een in het boekje voorkomende njai die nu juist niet onder danig en onzichtbaar is. De lezer van Indi sche belletrie komt niet veel over de njai te weten. Hierin staat bijvoorbeeld alleen maar dat zij werd teruggestuurd naar de kampong. Door Müllers onderzoek ga je nadenken over wat dit als vanzelfsprekend gepresenteerde feit eigenlijk voor conse quenties had voor de njai: door bijvoor beeld het verhaal van de njai die alles pro beerde om toch haar kinderen te kunnen blijven zien, word je geconfronteerd met wat het voor haar betekende. Geen lichte kost, dit boekje, maar wel interessant en binnen de vrouwenstudies wellicht een stimulans tot verder onderzoek, zoals Müller zelf ook al suggereert. Ingeborg Htiizinga Op de wipstoel De niet-gewettigde inheemse vrouw van de blanke Europeaan in Nederlands-Indië (1890-1940). Een literatuuronderzoek naar beeldvorming en werkelijkheid. Door Brigitte Müller Vil Amsterdam 1995: 131 pag. (paperback) prijs 15,00 Te verkrijgen door overmaking van 15,00 op postbanknummer 597002 t.n.v. Stich ting CA/SNWS, Vil, De Boelelaan 1105, Amsterdam, onder vermelding van de titel en het serienummer: FA nr. 10. In het onlangs verschenen decembernum mer van Lover staat het thema 'Indische identiteit' centraal. Het tijdschrift bevat bijdragen van drie vrouwen die vanuit hun eigen perspectief de positie van Indo's be lichten. Lover opent met een fragmentarische pro zatekst van Anjèz Winkler. In een reeks korte fragmenten verwerkt zij op beelden de wijze haar bespiegelingen over het Indisch-zijn. Winklers taalbouwsel is op gebouwd uit op zichzelf staande moment opnames uit het Indische verleden en heden. Al schrijvend plaatst zij haar ge spleten wereld op de voorgrond en rekent ze af met de gedachte dat zij een samen hangend beeld van Indisch-zijn kan schet sen. Zoals Winklers versplinterde proza de optelsom is van momentopnames, zo is haar Indische identiteit de som van in elkaar overvloeiende fragmenten uit een koloniaal verleden en een postkoloniaal heden. Ook Esther Captain brengt in een boeiend essay een verbinding tot stand tussen het verleden en het hier en nu. Tegen de ach tergrond van haar eigen zoektocht naar de betekenis van Indisch-zijn, geeft zij aan dat het begrip 'Indische identiteit' uiterst flexibel is. Zo onderscheidt zij drie genera ties Indo's die ieder een verschillend beeld van hun geschiedenis en cultuur hebben gevormd. Volgens Captain heeft Indisch- zijn voor de derde, in Nederland geboren generatie, weinig van doen met de tempo doeloe-gevoelens van de eerste (en ook tweede) generatie, maar is het veeleer een proces van bewustwording. Toch staat dit bewustwordingsproces niet los van de ko loniale geschiedenis. De antwoorden waarnaar veel jongeren op zoek zijn moe ten in het heden worden gezocht, maar hun vragen komen voort uit het verleden. Het blad besluit met een in Jakarta, in levendige bewoordingen geschreven reis brief van Pamela Pattynama. Uit haar bij drage blijkt dat er geen weg terug meer is. Nederlands-Indië heeft plaatsgemaakt voor een chaotisch, bruisend universum, waar van ook Pattynama zelf deel uitmaakt. In het voorwoord van Lover staat de redac tie stil bij een uitspraak van de in Indië geboren schrijfster Hella Haasse. Indische Nederlanders vormen volgens haar een categorie mensen die ophoudt te bestaan. Wel: dit themanummer geeft aan dat niets minder waar is. De toekomst is aan 'geen gewone Indische meisjes' als Anjèz Win kler, Esther Captain en Pamela Pattynama, die met hun prikkelende bijdragen het overtuigende bewijs leveren dat Indische identiteit nog steeds in ontwikkeling is. Esther Manuel Lover; tijdschrift over feminisme, cultuur en wetenschap. laargang 23, nummer 4, december 1996. Met bijdragen van Anjèz Winkler, Esther Captain en Pamela Pattynama IIAV: 66 pag. prijs 11,50 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 42