Pak Djieteng
Meditations from Florida
moessQn
We wilden een tegelvloer laten aanleggen
in de lanai en daarvoor hadden we Steve
nodig. Hij was, zei men, een geweldig
vakman en werkte voor zichzelf na zijn
gewone werkdag. Steve was dus wat ze
hier noemen een moonlighter. Wally sprak
met 'm af dat hij onze vloer zou doen en
ik was daar heel blij mee. De tegels, pla
vuizen, zeggen jullie in Holland, werden
bezorgd gelijk met al het andere spul dat
hoort bij het leggen van tegels. En toen
kwam Steve zelf, een grote man, met twee
andere kerels die zo gezien zijn 'werkvolk'
vertegenwoordigden. Er werd hard gewerkt
en met een kennersoog legde Steve de
tegels zo neer dat de groeven tussen die
tegels elkaar in een rechte lijn tegenkwa
men. Hij was overal tegelijk en hij instru
eerde zijn 'volk' op een prettige manier,
maar ook op een toon die geen nonsens
dulde, je kon zien dat hij respect afdwong.
Hij deed me denken aan Pak Djieteng.
Alleen Steve is een southerner, een Floridi-
aan en Djieteng was een Madoerees.
Mandoers die het over het gewone werk
volk te zeggen hadden op een onderne
ming groeiden niet aan de bomen, laat
staan een goede hoofdmandoer, dat weet
elke planter en het was iets waar mijn
vader altijd mee te kampen had. Op een
middag kwam hij thuis uit de tuinen,
plofte met een zucht neer in zijn stoel op
de achtergalerij met een groot glas rozen-
stroop met ijs en zei tegen mijn moeder:
'Ik heb een geweldige hoofdmandoer, een
Madoerees, niet zo jong meer, Djieteng.'
Ma keek wat bedenkelijk, want stonden
Madoerezen niet bekend als heethoofden?
Wij, mijn jongere broer en ik, volgden het
gesprek met belangstelling. Wie was deze
Djieteng? 'Een kettingbeer', zei pa. 'Adoeh,
spannend', dachten wij.
Djieteng, zo bleek, was nog niet zo lang
geleden uit de boei ontslagen waar hij
tenminste een paar jaar opgesloten had
gezeten. Hij had, tijdens een woordenwis
seling, iemand overhoop gestoken met
zijn piso blati en gelukkig voor hem was
die persoon in leven gebleven. Pa had
hem oorspronkelijk aangenomen als een
gewone koelie en hield hem goed in de
gaten. Djieteng was groot en zwaar, niet
dik, gewoon groot. Hij was gekleed in
Madoerese klederdracht, zwart los jasje,
dat openviel van voren doordat alleen één
knoop vast zat, een zwarte, losse driekwart
lange broek die werd opgehouden door
een brede leren riem waar dichtgeknoopte
vakjes aanzaten, waar hij zijn rokok
krètèk, aansteker en geld in bewaarde.
Om zijn hoofd droeg hij een met de hand
gedraaide hoofddoek met een punt, en
wat op ons de diepste indruk maakte, in
zijn riem gestoken, heel goed zichtbaar
door het openvallende jasje, stak een piso
blati waarvan het heft een eind uitstak!
Deze figuur nou had mijn vader gehuurd
als hoofdmandoer! 'Waarom hem?', wilde
mijn moeder weten.
Het schijnt dat Djieteng met zijn reputatie
als 'kettingbeer' al het respect had van de
kampong bevolking. Niemand sprak
Djieteng tegen. Mijn vader had dat gauw
in de gaten en hoewel de man stug en
onvriendelijk was, scheen hij Pa wel te
mogen. Hij werkte hard en goed en schiep
helemaal geen problemen, integendeel,
waar Djieteng was ging alles van een leien
dakje. Daarom had Pa hem niet zo maar
mandoer gemaakt, maar zijn hoofdmand
oer. Djieteng is hem daar altijd dankbaar
voor geweest. Niemand had hem werk
willen verschaffen. Ze gingen hem alle
maal uit de weg, men was bang van hem
en hij kreeg geen kans om te bewijzen dat
de vrees ongegrond was, tot Pa hem werk
gaf. Als we met mijn vader mee de tuinen
ingingen en hij moest in een andere afde
ling zijn, te ver voor ons om te lopen, dan
liet hij ons achter bij Djieteng.
Die beloonde Pa's vertrouwen in hem
door op onze kleinste bewegingen te let
ten. Hij zat dan gewoon aan de kant van
de weg met zijn voeten in de sloot en
mijn broer en ik zaten tegenover hem en
durfden ons niet te verroeren totdat mijn
vader terug kwam. Naarmate de tijd ver
streek raakten we gewend aan Djieteng.
We zochten hem op als we wat hebben
wilden en hij was ons altijd goed gezind.
Er was niemand, in onze ogen, die zo
branie was als 'pak Djieteng. Zo noemden
wij hem, hem respect tonend.
Met maalfeest gaf Pak Djieteng de toon
aan. Hij opende het feest door een lange
renteng mertjon aan te steken en die dan
boven zijn hoofd in het rond te zwaaien,
geen vrees tonend voor het geweldige
lawaai dat het ding maakte of voor even
tuele brandwonden die hij kon oplopen.
Hij zwaaide het boven zijn hoofd tot de
laatste mertjon uitgeknald was. Het was
betoel een super schouwspel vonden we,
hem zo in het rond te zien springen com
pleet met de piso blati in zijn riem gesto
ken. Na afloop bedankte Pa hem voor de
heldhaftige uitvoering. Djieteng was dan
trots en uitte dat in een flauwe glimlach.
Pak Djieteng had een zoon. Jonge Djie
teng noemden we hem. Jonge Djieteng
had ambities, zei z'n vader. Hij wou naar
de grote stad. Hij wou niet in zijn kamp
ong blijven en koelie of mandoer worden.
Hij zou het liefst het leger in willen, in
het KNIL dienen. Wat moest hij daarvoor
doen? Pa sprak met jonge Djieteng,
maakte hem wegwijs, gaf hem geld voor
de bus naar Malang waar hij kon proberen
soldaat te worden. Vlak voor de oorlog
uitbrak zagen we de jonge Djieteng in een
soldatenpakje. Hij had zelfs grote zwarte
laarzen aan. Hij was thuis gekomen om
zijn vader te laten zien hoe ver hij het had
gebracht en de hele kampong liep uit om
hem te verwelkomen. Pak Djieteng kwam
met zijn zoon om Pa te bedanken.
Ik geloof dat hij op dat moment niet de
hoofdmandoer was van mijn vader, maar
alleen zijn grote vriend. Hij was mijn
vader dankbaar dat hij vertrouwen in hem
had en hem zijn hoofdmandoer had
gemaakt, ook al was hij maar een ketting
beer. Pa was niet bang geweest voor hem,
zoals al die anderen. En, heel belangrijk,
Pa had zelfs zijn kinderen aan hem toe
vertrouwd en nu had hij ervoor gezorgd
dat de jonge Djieteng het verder zou
brengen in de wereld dan hij ooit had
durven hopen. Pa stond daar maar terwijl
Pak Djieteng hem zijn dank betuigde.
Later zei hij tegen mijn moeder dat hij
nooit meer zo'n goede 'bewaarder' zou
hebben als Djieteng, die voor hem door
het vuur zou zijn gegaan. Wij hebben Pak
Djieteng niet meer gezien sinds we Singo-
sari verlieten en we hopen dat alles goed
is gegaan met hem en zijn zoon. Door de
jaren heen spraken we vaak over hem, wij
vergaten hem niet, hoe kun je? Ik zie hem
nog altijd voor me: Djieteng, de ketting
beer; Djieteng, vriend van mijn vader.
Juul Lentze
Te koop gevraagd
door verzamelaar schilderijen uit
Ned.-lndië van o.a.
Tel. 0182 - 393 492
14
G.P. Adolfs, Frits Ohl,
P.A.J. Moojen, W. v.d. Does,
Jan Frank, H. van Velthuysen,
A. Breevelt en anderen.