moessQn Ge noemt ons bedriegers, leugenaars, mijn dochter noemde u een lichtekooi. We kunnen niets weerleggen daar we het bewijs, dat het niet zo is, kwijt zijn. Ge jaagt ons weg, we zullen gaan, maar ik zeg u, dit gesprek zal u berouwen. Maar dan is het: oog om oog, tand om tand. Kom Hamidjah, laat ons gaan.' Het meisje was zeer bedroefd en terneergeslagen over de schande en hoon, die ze aan het hof ondervonden had. Haar vader troostte haar en zei haar in haar lot te berusten. Na verloop van tijd baarde Hamidjah een zoon die ze Hamidjono noemde. En vele jaren gingen nadien voorbij. Het jongetje groeide voorspoedig op en leek sprekend op de vorst. Dat het kind later tot grote dingen in staat zou zijn, bleek uit het feit, dat de dieren in het bos hem dienden en gehoorzaamden. Hij speelde zowel met vogels als met eekhoorns, met gevaarlijke slangen, ja zelfs de grote tijger Imogiri werd zijn speelkameraad. In een desa niet ver van de stad Sendang Gadoeng woonden twee vissers. Op een dag zei Koero, de oudste, tot Doero, de jongste: 'Laten we vandaag gaan vissen in de kali Gadoeng. Daar moeten grote vissen zijn.' Beiden gingen vroeg in de ochtend weg. Ze hadden echter weinig geluk. De zon stond al hoog aan de hemel en nog hadden ze niets gevangen. Ze besloten reeds naar huis te keren, toen Koero plotseling uitriep: 'Doero, ik heb beet. Help me te trekken. Het moet een hele grote vis zijn. Gauw, help me hiermee, anders breekt het snoer.' Met veel moeite kregen ze de vis op het droge en het loon de ruimschoots alle moeite. Ze vingen een vis zo groot als ze nooit gedacht hadden, die in zoet water te kunnen vangen. 'Nou broer, hier kunnen we een behoorlijke duit aan verdienen', zei Doero. 'Reken daar maar op, we zullen hem de vorst te koop aanbieden', antwoordde Koero in zijn nopjes. Al zijn onderdanen in Sendang Gadoeng wisten dat de vorst een groot liefhebber van vis was en toen de beide vissers bij de kraton gekomen, hun vis te koop aanboden, werden ze dadelijk tot de vorst toegelaten. De enorme vis wekte ieders bewondering en vorst Adikoro wou niets afdingen op de ge vraagde prijs. Als voorwaarde stelde hij dat de broers de vis vlak voor hem moes ten schoonmaken. Belangstellend keken allen toe bij dit werk. Toen de ingewanden eruit gehaald werden, kwam er iets glin- sterends te voorschijn, wat een diamanten ring bleek te zijn. De vissers wilden het kostbare kleinood hebben. De vorst zei evenwel: 'lk heb al voor de vis betaald, dus wat er in zit is mijn eigendom. Geef mij de ring dus.' Met tegenzin gaven ze het sieraad aan één der hovelingen die het reinigde en aan de vorst overhandigde. Zodra de vorst het kleinood zag, herkende hij de ring als de zijne, alleen begreep hij niet, hoe deze in een vis verzeild kon zijn. Op zijn vraag vertelden de broers hem, dat ze de vis gevangen hadden in de kali Goedang. Nadat alles geregeld was, gingen de broers zich ontbieden en vertelde hem het won derbaarlijke verhaal. Rustig hoorde deze de vorst aan en dacht daarbij aan Kjai Abdul Hamid en zijn dochter. Deze laatste had destijds immers beweerd een diaman ten ring van de vorst ontvangen te heb ben. Die had ze echter op onverklaarbare wijze verloren. Zou het mogelijk zijn dat dit de bewuste ring was? 'Sire, zou het niet mogelijk zijn, dat ge de tevreden huiswaarts. De vorst begreep niets van het geval, daar hij nooit bij bedoelde kali was geweest. De wonderlijke berg plaats van de ring liet hem echter niet met rust en hij pijnigde zijn hersens over hoe het mogelijk was dat één van zijn kostbaar ste bezittingen daar terecht gekomen was. Daar hij niet tot een oplossing kon komen, wilde hij zijn oude vriend Noor Salekan raadplegen. Hij liet hem dus bij ring aan iemand hebt gegeven? De per soon, die de ring van u gekregen heeft, zou zich mogelijk in de rivier gebaad kunnen hebben en daarbij het sieraad verloren hebben'. 'Daar zegt ge zo wat, mijn vriend. Maar aan wie zou ik zo'n kostbaar sieraad gegeven kunnen hebben? Dat moet wel een mij dierbaar persoon zijn geweest, dat ik hem zo'n vorstelijk geschenk kon geven!' 'Denk eens goed na, Sire. Dat geschenk 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 28