Herinneringen
aan Thamrin
moessQn
gen om de 'krokodil' in toom te houden.
Als ik zo door de rijen banken loop, snuif
ik een onbekende, zoete geur op, alsof ik
langs seringenstruiken loop, maar met iets
niet te definiëren keukenachtigs.
Na een poos kom ik erachter: veel jongens
hebben klapperolie op hun haar en daar
over heen wordt pompeja gesprenkeld.
Pompeja rook ik voor het eerst in de
Japanse kapperszaak en ik, die gewend
was aan eau de cologne, schrok van de
doordringende geur. Maar het droogde
zoetig op, heel aangenaam, en het was
veel goedkoper dan de Europese lotions.
Daarbij nog de bloemenlucht van de
kleine kransjes in de eerste klas, en het
geheel ruikt heel lekker. De laatste twee
uren, als de jongens wild gespeeld hebben
in de zon, komt daar transpiratielucht bij,
maar de deuren staan altijd open en een
muffe lucht is er nooit.
Nadat ik een paar dagen les heb gegeven,
zegt meneer Beun plechtig: 'Mag ik u even
spreken?' Dat blijkt een inleiding te zijn
om te vragen of ik de twee eerste lesuren
de eerste klas wil nemen. 'U kunt dat
beter doen', zegt hij somber, 'ik word gek
van dat handjeklap.' En zo krijg ik tot
mijn vreugde de kleintjes.
Ik weet dat veel kinderen van buitenplaat
sen in de kost zijn bij Nederlandse gezin
nen, maar ik schrik toch als ik eens wat
later dan gewoonlijk op de fiets naar huis
ga en ik een paar jongens met een hele rij
vreemde kinderen aan een lang touw
vrolijk pratend langs zie komen.
Achteraan het touw loopt een strenge
oud-militair met een zweepje. Geen reden
tot paniek: de militair moet vijfentwintig
a dertig kinderen ophalen en thuis breng
en en dan is de overzichtelijkste manier
om ze links en rechts van het touw te
plaatsen en ze dit met de hand vast te
laten houden. Mij doet het denken aan
een troep kettinggangers, maar een veilige
thuiskomst is verzekerd!
Lang voor de bel van het eerste speeluur
gaat, tinkelen de belletjes van de ijsverko
pers al voor het hek. Erg hinderlijk voor
de leslokalen die aan de straat liggen,
maar soms helpt het als het hoofd van
Beun over het horretje verschijnt. In een
mum van tijd hebben de kinderen hun
centen omgezet in ijsstroop of petjil, wat
ook niet echt voedzaam is. Wij vragen
eens rond in de klassen. De meesten
drinken 's ochtends alleen warme thee;
een ontbijt is er niet bij. Dat zit ons hoofd
niet lekker en hij ontbiedt de sekola. Na
veel gepraat besluiten ze dat diens vrouw
voortaan voor rijst zal zorgen. Er mogen
geen verkopers meer op het erf komen.
Veiligheidshalve sluit de sekola het hek,
om omstandig de verkopers uit te leggen
dat dit een bevel is van de toean Hoop en
niet van hem. Mokkend staan ze aan de
overkant bij de hospitaalmuur en kijken
uit naar andere clientèle. Wij vertellen het
ook in de klas: voor vijf cent een portie
eten, geen ijs, want er zijn veel buikziek
ten. De vrouw van de sekola maakt op
oosterse, vrouwelijke wijze een rol van het
eten verkopen. Eerst legt de sekola een
grote mat onder de boom, dichtbij de
stoep, zodat er een soort tribune ontstaat,
dan komt de mand met pisangbladeren,
vervolgens een grote kom met toespijzen
en ten slotte schrijdt als een vorstin de
njonja naar de mat. De grote mand met
dampende rijst zet zij voor haar gekruiste
benen en ze vouwt het eerste blad voor
een tuut; dan maakt ze een gebaar van
'kom maar op' en loopt het storm.
Meneer Beun en ik hebben er plezier over.
De jongens staan in een halve cirkel en
zonder gedrang en gekibbel worden ze
vlot geholpen: eerst de grote jongens, dan
de kleintjes en dan pas de meisjes.
'Dames gaan voor' is er niet bij. Ik wenk
een grote jongen, geef hem een stuiver en
vraag hem een portie voor mij te halen.
Als aanvulling op het berichtje over een
biografie over Mohammed Thamrin
Moessondecember 1996, pagina 8), wil
ik graag mijn prettige herinneringen kwijt
aan deze man, zijn vrouw en hun pleeg
dochter Deetje. Met mijn ouders, drie
broers en zuster woonde ik naast de
familie Thamrin aan de Sawah Besar in
Batavia-Centrum. Iedereen die zich de
Sawah Besar nog herinnert zal ongetwij
feld de radiozaak van mijn vader nog
kennen, Radio Service Station op no. 34.
Zeer waarschijnlijk kent u dan ook mijn
ouders nog of de heer Vinkoert, toen u
uw radio ter reparatie aanbood of een
radio-onderdeel kocht.
Zoals gezegd hebben wij prettige herinne
ringen aan de familie Thamrin. Ze waren
toen, voorzover ik weet, kinderloos en
hadden een pleegdochter die Deetje
heette. Het huis waarin ze woonden was
zeer ruim. Het had ook een paviljoentje
aan de linkerkant, die gebruikt werd als
kantoortje. Het had een groot erf, waarop
een djamboe-air boom, sawoboom en
zeer waarschijnlijk was bij het kantoortje
een blimbingboom. Van alle bomen moch
ten wij plukken. Zij kregen ook vruchten
van ons die op ons erf groeiden: manga-
golèk, papajasemangka en zuurzak.
Een frigidair was een luxe in die tijd, wij
kregen in noodgevallen steeds ijsblokjes
De njonja straalt. Ik krijg nasi koening
met seroendeng en een gedroogd stukje
vlees erbij, heel smakelijk. Nooit lukt het
me meneer Beun over te halen ook wat te
proeven. Hij moet 'die rommel' niet.
Ik heb echter al stilletjes besloten dat dit
mij beter uitkomt dan dure boterhammen!
De njonja kookt goed, met telkens andere
bijgerechten. In het begin van de maand
is het opvallend drukker dan tegen de
habis boelan, maar ze weet precies wie ze
poffen kan en wie niet. Soms stuurt ze een
klant terug, die dan haastig om zich heen
kijkt of niemand de schande heeft gezien.
Na twee jaar heeft de njonja er genoeg
van. Een ijsverkoper en een kadetjesverko
per mogen weer op het erf en buiten
klingelen weer veel belletjes.
Ik leer veel op de H.I.S. De kinderen
moeten naar school, nee: mogen naar
school en in die gedachte ligt een zee van
trots en aspiratie: zwoegen om je ouders
niet teleur te stellen en om je broertje of
zusje voort te slepen op het zware pad van
het Nederlands.
D. de Raadt-Prange
van hun. Ze waren vrome islamieten. Als
lid van de volksraad was hun huis keurig
ingericht in Indonesische sfeer. Het huis
had zowel een grote voorgalerij als ach
tergalerij en een ruime binnenplaats,
waar rondom kleine kamers waren.
Enkele van deze kamers waren bestemd
voor de opslag van speelgoed. De familie
hield veel van hun pleegdochter, getuige
de grote collectie speelgoed. Wij speelden
als kind vaak bij hen, vooral mijn zuster.
Knikkeren vooral, daar hield ze van.
Deetje had steeds een grote zak met
mooie knikkers.
Na de dood van de heer Thamrin speet
het ons, dat wij nooit meer contact had
den met mevrouw Thamrin en Deetje.
We vermoedden dat zij naar Batoetoelis
zijn verhuisd. Het is mij niet bekend hoe
Deetje verder is opgevoed, zij zag er
blank en tenger uit. Mevrouw Thamrin
was gezet, net zoals op het plaatje van de
kruidenvrouw Njonja Meneer. Meneer
Thamrin had een normaal postuur, niet
te groot. Zijn begrafenis heeft een diepe
indruk bij mij achtergelaten. Een corps
van de Parindra heeft de begrafenis
geleid.
Met respect denk ik aan deze familie, met
wie wij jaren bevriend waren, terug.
O.Y. Perera
38