vard, waren vele ambassades gevestigd; wij verkeerden dus in goed gezelschap. Op het eind van de Djalan Mampang werden langs de kant van de weg tropi sche siervissen verkocht. Dus waarom zou ik geen aquarium aanleggen? Geen romp slomp met verwarming, lucht- en water pompjes. Gewoon een open bak op de achtergalerij, gevuld met put- of regen water. De waterleiding werkte nog steeds niet. De levende inhoud bestond uit vermiljoen-, maan-, paradijsvissen et cetera. Mijn lievelingen waren de Siamese vechtvissen (Beta splendens), door Indonesiërs tjoepang genoemd. Oorspron kelijk zijn deze blauw met lange rode staartsluiers en vinnen; de vrouwtjes zijn niet zo overvloedig gesluierd. Zodra de mannetjes volwassen waren moest ik ze apart zetten, anders vochten ze met elkaar tot de dood erop volgde. Door kruising met witte exemplaren waren er tjoepangs ontstaan in allerlei fantasiekleuren: lichtblauw, lichtgroen en rose-wit. Op den duur waren ze zo mak dat als ik met mijn vinger het wateroppervlak beroerde ze erop af kwamen en mijn vinger met hun bek betastten. Ik kon ze ook met mijn vinger over de kop en buik aaien. Zij maakten schuimnesten, waarin zij kuit schoten. Zodra kleine visjes zichtbaar waren, moest ik deze eruit scheppen; anders werden ze door de andere soorten opgegeten. Als ze een beetje groter waren, ruilde ik ze weer bij de toekang-ikan voor visvoer of andere vissen. Toen ik aan vakantie toe was besloot ik naar mijn geboorteplaats, Soerabaja, te gaan. Met de KPM heen en Wijmer betaalde de terugtocht per Garoeda. Toen ik na circa vijftien jaar weer in Tandjoeng Perak aankwam, staakte de douane. Dus geen bagagecontrole, een unicum op een binnenlandse reis. Daar kom ik goed vanaf, dacht ik. Ik had wel geen contra bande bij me; alleen cadeautjes voor oude kennissen in mijn koffer, maar ik had buiten de waard gerekend. Of liever gezegd de politie: nauwelijks buiten het havengebied gekomen, werd ik door hen aangehouden, die mijn bagage wel eens even zou visiteren. Wat is dit en waar is dat voor? Ik legde uit dat het attenties waren voor kennissen in Soerabaja. Waar is dan de kwitantie? Zelfs voor mijn fototoestel wilden zij een kwitantie zien. Uiteindelijk ben ik toch in de stad gekomen, waar ik mijn intrek nam in Hotel Embong Woengoe. Op een geleende fiets reed ik langs al de plekjes uit mijn jeugd. Ook een bezoek aan Selecta en Trètès stond op het programma. Niet per fiets, maar per Opelette; een minibusje van een bekend automerk. Veel te vlug was de vakantie voorbij en vloog ik weer terug naar mijn werk in Djakarta. Veel bedrijven, zoals de NHB, Architecten bureau de Associatie, hadden een eigen diesel-electrisch aggregaat. Voor storingen Mijn pleegvader voor de Roemah Setan. aan het electrische gedeelte klopten zij bij ons aan. Oving's Ijzer- en Staalhandel bouwde in de Djalan Djamboe een nieuw kantoorgebouw annex woonhuis met eigen stroomaggregaat. Hier verzorgden wij de hele installatie. Ook voor het Logegebouw, door Indonesiërs Roemah Setan genoemd, kregen wij de opdracht om de installatie te vernieuwen. In de grote zaal bestond de zoldering uit het firmament met honderden lampjes die middels kwikschakelaars in allerlei combinaties geschakeld moesten kunnen worden. Voor electriciëns een paradijs. Vóór de toekangs begonnen spuwden zij eerst in alle hoeken van het vertrek op de grond en tegen de muren. Waarschijnlijk om hun minachting voor eventueel aanwezige setans te tonen. Mijn pleegva der is nog enige tijd beheerder van het gebouw geweest. Inmiddels was de Hollandse ingenieur vervangen door een Duitse Diplom Ingenieur, Siegfried Möbs. Ik zat met hem in één kamertje; mijn Duits is sindsdien heel wat verbeterd. Er werd direct een welkomstmaal bij de Chinees op Glodok georganiseerd. Iedereen verscheen met een stropdas, behalve ik. Als je lekker wilt eten, moet je niet door een das gehinderd worden, verdedigde ik mij. Uit solidariteit deden de anderen toen demonstratief hun stropdassen af en inderdaad het eten smaakte veel beter! Sindsdien was het parool bij dergelijke evenementen: 'Ohne Jacke, ohne Krawat- te'. 'Aber mit Hose', voegde de heer Wijmer, die altijd in was voor een grapje, eraan toe. Alleen de grapjes van onze gastarbeider, de Dipl. Ing. kon hij niet waarderen. Tijdens een ander etentje vertelde deze dat hij 'in der Krieg' bij de Wehrmacht in Antwerpen gelegerd was. Hij stond op het balkon van de tram, toen deze een zeer scherpe bocht naderde. Hij greep zich achter zijn rug vast aan de stang van het balkon. Even later lag hij op de kasseien. Wat bleek... hij had zich vastgegrepen aan zijn 'eigenes Seitengewehr', zijn bajonet dus. De Duitsers hadden namelijk spijkerbajonetten, terwijl de Amerikanen circa drieeneenhalve centimeter brede en vijftig centimeter lange bajonetten in een schede gebruikten. Ik was de enige die om deze anekdote hartelijk moest lachen. Wijmer en de anderen lachten als een boer met kiespijn. Misschien hadden zij of hun familieleden tijdens de bezetting onaangenaamheden van de Duitsers ondervonden. In het kader van de herstelbetalingen werd er bij Pertjetakan Masa Merdeka een Japanse drukmachine geïnstalleerd door een dito technicus. Hij overhandigde mij een schema om het gevaarte electrisch aan te sluiten, opdat onze toekangs aan de slag konden. Gelukkig zijn schema's universeel, zodat het een fluitje van een cent was. Na een tijdje in bedrijf te zijn geweest, werd ik er weer bijgeroepen voor een storing en toen maakte ik kennis met het verschijnsel zekeringen repareren. De toekang listrik van de drukkerij had de zekering overbrugd met een dikke koper draad met als gevolg dat de hele bedra ding uitgebrand was. Hij dacht zeker: zekering doorgebrand? Vervelend, ach! Gauw repareren en de boel draait weer! Het heeft voor mij en mijn toekangs een tijdje geduurd voor ik de oorzaak van de storing gevonden had en de bedrading vernieuwd was. De bedrijfsleider heb ik proberen uit te leggen waarvoor een zekering eigenlijk dient en bij een storing, die zich aankondigt doordat de zekering doorbrandt, direct ons te roepen, hetgeen hij in het vervolg ook bij herhaling deed. Omdat hij ons zodoende aan een goede klandizie dacht te helpen, had hij de impertinentie om oeang sogok (steekpen ningen) te vragen. Zo er al iemand recht had op oeang sogok, was ik dat wel. Ik moest nota bene al het werk doen! A. Kessel 41ste jaargang nummer 10 april 1997 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 19