In het voetspoor van Victor Ido van de Wall moessQn 'M Veel bekijks van de bevol king van Negri Lima. Op de achtergrond is een zijmuur te zien van het blokhuis 'Haarlem', dat nog in redelijke staat verkeerd. Dit blokhuis heette in de 19de eeuw nog een tijdje 'Van der Capellen'. I.P.L. Bouwman woonde op Ambon waar zijn vader kapitein was bij het KNIL. Samen met zijn oude schoolvriend Tjoan Kho, diens vrouw Marie en John en Kasbi maakte hij een reis in het voetspoor, of liever gezegd in het kielzog, van Dr. V.I. van de Wall, de schrijver van het in 1928 verschenen De Nederlandse Oudheden in de Molukken. Het is maandag, vaardag. Ik ben vroeg uit de kapok. Het is mooi weer. De zon schijnt. Haast niet te geloven. Na het och- tendbad zoek ik alvast mijn spullen bij elkaar voor de boottocht. Terwijl ik het eerste rokertje aansteek bij de laatste kop thee, word ik gewaarschuwd dat )ohn is gearriveerd. Hij lacht mij breed toe onder zijn Siberische ijsmuts. Ik klim bij hem achterop de motor en we knette ren naar de haven. Tjoan staat al te wach ten met zijn gele helm en onafscheidelijke zonnebril, gekleed in een lichtblauwe overall en halfhoge rubberlaarzen. De Paula is een flinke motorboot. Met John mee tel ik vier bemanningsleden. Over het dek voor de stuurhut is een gedeeltelijk opgerold zonnezeil gespannen. Tjoan geeft commando's en weldra hebben wij de kade achter ons gelaten. De baai ligt spiegelglad voor ons, ademend met een lome deining. Het blauwe water strekt zich uit tot de groene heuvelruggen aan de overkant. De masten en zeilen van de vissersschepen zijn nog in een laaghan gende nevel gehuld. In de verte ligt de vlakke horizon van de ingang van de baai. Met een kalm gangetje varen we voorbij de Printis- en Pelni-schepen die nog steeds voor anker liggen. 'Bureaucratie en smeer geld', is het korte commentaar van Tjoan. We varen langs de kolensteiger. De Bakti, een kustvaarder in dienst van de Molukse missie, is inderdaad vertrokken. Dan ste ken wij de Buitenbaai over en koersen op Kaap Alang af. Het is een genot op het wijde water te zijn. Een heerlijke tempera tuur, het blauwe water, de diepblauwe hemel met hoog drijvende witte wolken en de groene overwaasde heuvels rondom. Er zijn vele baaien op de wereld, maar ik weet dat de baai van Ambon mij altijd het liefst zal blijven. Een lieflijke baai, om ringd door klapperbomen, ketapangs en donkergroene heuvels, met een haven waar een ten top gevoerde mechanisatie en efficiency nog niet hebben toegeslagen. Na een baken te hebben gepasseerd komt aan stuurboord een kleine kustnegorij in zicht. Een verzameling van vergrijsde, brui ne huisjes, sommige met zinken daken, gelegen aan een smal strand. Het is Lillibooy. Hoe welluidend zijn Molukse namen! Als wij het dorp dwars hebben, komt Kaap Alang in zicht. Aanrollende golven spatten in wit schuim uit elkaar tegen de donkerbruine rotsen. Vlak ervoor ligt de negorij met dezelfde naam. Aan bakboord zien wij het teerblauwe silhouet van Noesa Nive als een gestrekte reuzen- hand, rustend op de glinsterende zee. Met de kijker kunnen we de oude en de nieuwe vuurtoren op de heuvel zien. De grote, bruine, zwartgeaderde speksteen die ik daar in 1975 heb gevonden, herin nert mij thuis nog dagelijks aan dit bij zonder mooie uitzichtspunt. Steeds laat Tjoan de koers iets verleggen als wij met een wijde boog om Hitoe's zuidwest-kust heenvaren. Vissers in ranke vlerkprauwen, de driehoekige, witte zeilen gebold in de wind, zwaaien ons toe. Ze gaan nooit ver uit de kust, dat zou te gevaarlijk zijn, zegt mijn vriend. Hij roept John en zegt hem de pan soep boven te brengen die Marie voor ons gemaakt heeft. Kippensoep met mie die wij zonder mor sen oplepelen, ondanks de deining. Na weer een kaap te zijn gepasseerd, Kaap Lia, waarachter een vluchtbaai ligt met 26 -r* f

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 26