Naar de top van de Smeroe
32 moessQn
m
Ala si
Isaïni 'T^jawa
Mijn moeder met
Ajak-Ajak, Kembolo
en Badjie op de
rubberonderneming
Pagar Goenoeng.
In augustus 1926 maakten de heer en mevrouw Vermeulen en dokter
Bense, in gezelschap van onder andere Pa Gisius en zijn vijfjarige
zoontje een tocht naar de top van de Goenoeng Smeroe in het Tengger-
gebergte. Dokter Bense schreef een verslag over deze tocht, dat ons via
D.R. Vermeulen uit Brazilië bereikte. Zijn verhaal over de natuur van
Java wordt in twee delen afgedrukt. 'Het grootse, overweldigende in de
natuur maakt de mens klein en stil; maar ook het verheven-schone,
reine, eeuwig klare maakt dat de mensenziel een serene rust over zich
komen voelt en we kunnen alleen maar in aanbidding de natuur
bewonderen en we moeten even stil, heel stil zijn.'
Hier werd de tent opgeslagen en het kamp
vuur aangelegd en de verdere middag, na
een kleine verkenning (tien minuten lo
pen) naar de bovenste boomgrens, rustig
doorgebracht en werden tijd en wijze van
bestijging van de laatste 'tjot' van zeshon
derd meter (hoogteverschil) onder ogen
gezien. Het denkbeeld, om nog dezelfde
middag door te gaan naar boven en op de
top te overnachten moest al direct vallen
door de onmogelijkheid om voldoende
brandstof mee naar boven te krijgen.
Na uitvoerige bespreking werd besloten,
's nachts om half twee te vertrekken, om
met het opgaan van de zon de top bereikt
te hebben. Omstreeks zes uur was de wind
gaan opsteken en hand over hand nam
die in kracht toe, zodat we dicht op het
kampvuur onze warme maaltijd nuttigden,
verkleumd van de kou. Om acht uur tap
toe. Veel rust zou de korte nacht ons niet
brengen. De windvlagen rukten aan de
zeilen van de tent, het grote kampvuur
loeide en knetterde. Het gevaarlijkste had
ik zelf te verantwoorden, daar het zijdoek
aan mijn kant niet goed vastgelegd kon
worden en ik het dus in mijn hand moest
houden; sliep ik zo in, dan liet ik het weer
glippen en werd weer wakker geblazen en
gestreeld door de storm en het wapperen
de zeil.
Derde dag...
De zwaarste van de drie, met ongeveer
dertien wandeluren, waaronder begrepen
de beklimming van de naakte top.
Om kwart voor twee braken we op, met
ons vijven, dik gekleed, voorzien van drie
electrische lantarentjes en vergezeld van
twee koelies, elk met een petroleumlamp
die meer uit dan aan
was. Het eerste stukje,
nog door het bos heen,
leverde geen bezwaren
op; eenmaal de bomen
achter ons begon de
zware klim die aan
lichamelijk en psy
chisch uithoudingsver
mogen maximale eisen
stelde. In rechte lijn
leidde de weg voor ons
uit naar boven door
een diepe laag grint,
waarin bij elke stap,
moeizaam gezet, de voet weer een groot
eind omlaag zakte. Geen enkel vast
steunpunt, vrijwel elke steen lag los.
Tussentijdse rust moest in staande of lig
gende houding gemaakt worden. Boven
ons hoofd welfde een strak-heldere ster
renhemel, om ons heen gierde een door
dringend koude wind; de hand die de
bergstok voerde was blauw en stijf van de
kou. Zo ging het in rustig tempo omhoog.
Al spoedig helaas wreekte zich het weinig
verstandige plan van Gisius om zijn kleine
jongen mee naar boven te willen nemen.
Telkens weer moest even gestopt worden,
dan hierom, dan daarom, totdat hij einde
lijk, op ongeveer honderd meter boven het
begin, aangaf terug te willen. De kleine
dappere baas kon niet meer; hij was vrij
wel bevangen van de kou, huilde half; zijn
hartslag was slecht, zéér onregelmatig.
Er zat niets anders op, dan dat zijn vader
met hem terugkeerde, hoe node hij het
toch deed. Wat de kleine vent nog gepres
teerd heeft is voor een kind van zijn leef
tijd toch al een zeer buitengewone ver
dienste. Voor ons drieën betekende dit
echter weer een extra kwartier oponthoud,
daar het voor de afdalenden gevaarlijk
zou kunnen zijn als wij verder gingen
vóór zij beneden waren, met het oog op
losrakende stenen.
Voor zover we van die hoogte konden
zien, was het beneden vrij helder, de lich
ten van Malang waren zeer duidelijk te
onderscheiden, eveneens de verschillende
lichtbronnen langs de noordkust.
Toen we het licht van de afdalenden zagen
verdwijnen, zetten we in taai volhardend
tempo de moeizame stijging voort, op
gezette tijden even wachtend, vlak achter
elkaar, kleumend van de kou.
INDONESISCH
SPECIALITEITEN RESTAURANT
DEWATA
Beeklaan 269 - Den
Tel. 070 - 346 76 97
Haag