moessQn
buiten de bank. Het blijkt dat een paar
grote jongens op de kleintjes wachten om
naar het hospitaal te gaan. 'Ze gaan naar
de polikliniek aan de overkant', legt
meneer Beun uit, 'voor een kwartje krijgen
ze een injectie en wie het niet betalen kan,
gratis. Schoolkinderen zijn vrij.'
Ik let op wie er geregeld gaan, er blijken
veel kwaaltjes te zijn. Er zijn er met
schurft tussen de vingers, algemeen heerst
er panoe, witte vlekken op de huid die
besmettelijk zijn. Niet voor niets ligt er
een stukje carbolzeep bij elk fonteintje.
Als ik in de vierde klas aankondig dat ik
het hospitaal van binnen ook wel eens wil
zien, drommen de meisjes om me heen
en het wordt een ware stoet. De meeste
patiënten zien de dokter niet. Er staat een
mantri om panoe en schurft te behande
len, een zuster en een mantri verbinden
beenzweren en er staat een lange rij
geduldig te wachten op een injectie. Velen
hebben een briefje bij zich en de school
kinderen worden vlot behandeld. Ik maak
een praatje met een dokter die ik ken en
hij vertelt me dat hij gauw eens onze
school wil bezoeken omdat er weer tra-
choom gemeld is. Op de terugweg barsten
de meisjes los 'Adoe mevrouw, als de
dokter komt, dan huilen, erg veel pijn
weet u.' Nu, dat herinner ik me van de
Europese school in Pontianak, waar een
troep gillende en worstelende kinderen
aan onze rokken hadden gehangen en de
leerkrachten die dag nog meer van streek
waren dan de leerlingen.
Een paar weken later rekken degenen bij
de deur hun nekken, de dokter staat met
meneer Beun te praten; twee helpers zijn
mee. Beun is zo slim geweest niets te
zeggen.
Het begint in de zevende klas; de helpers
dragen ongewoon grote stopflessen naar
binnen, (uffrouw Marie kijkt heel zorgelijk
om de hoek, het schijnt vorige keer een
gilpartij te zijn geweest. De meisjes zitten
gelaten in de bank en de brutale Warda
kondigt aan 'wah, als de dokter komt, zij
huilen', waarop de kleine vrouwtjes zich
fel verdedigen.
Ik doe dus heel vrolijk en zeg dat we nu
maar gaan tekenen maar dat ik zal vertel
len nadat de dokter geweest is. Niets is in
staat ze zo op te vrolijken.
Als ze in de vierde klas bezig zijn wip ik
even over. De mantri en de dokter lijken
wel goochelaars. Ik heb nog nooit zo snel
oogleden zien omdraaien. Zij die niets
hebben, krijgen een natte wat. Die is aan
gestipt, dat is heel pijnlijk, een wat met
rose vloeistof. Vergeleken met Pontianak
is dit een peuleschilletje. Er wordt wel
gekermd en ge-adoed, maar zonder scènes
verloopt het vlot. 'De dokter komt al
gauw' kondig ik aan 'boeken opbergen'.
Het helpt niet. De kleine meisjes storten
zich snikkend op mijn schouders, schoot
en heupen, overal snikkende kinderkopjes.
Ik snuit neuzen en kalmeer de jongens.
Het valt mee; er zijn er maar twaalf be
smet en met veel misbaar wrijven ze in
teressant met de prop over de ogen, maar
alles leeft op als ik op verzoek begin aan
'Sneeuwwitje met de zeven karbouwetjes'.
Francientje is nog steeds niet uitgepraat
over mijn Dalcrose-avond. De kinderen
kennen zoveel liedjes, waarom is het nu
niet aardig om ook eens wat te doen. Ella
komt er bij en zo ontstaat het plan voor
een ouderdag.
We trekken in deputatie naar meneer
Beun, tja, een ouderdag, dat is ongewoon,
maar Francien bepleit haar zaak goed en
nu overleggen we met hem wat de rol van
de groteren moet zijn. Voor de jongeren is
het niet moeilijk iets te vinden, maar wat
doen we met de grote lummels?
Hij vindt, dat als het een ouderdag wordt,
de jongens als gastheer kunnen optreden
en programma's kunnen maken. Hij
wordt aangestoken door ons enthousiasme
en stelt uitnodigingen voor.
'Laten we beginnen met een polonaise',
stelt Francien voor. 'De kleintjes staan in
carré in de pendoppo en de rest marcheert
achter de fluiten aan, de galerijen over en
stelt zich op achter de kleintjes'. Dat geeft
een hilariteit als er geoefend wordt. Maar
als Beun buldert, gaat het keurig. Net als
op een vliegveld wuift de inlandse onder
wijzer de klassen op hun plaats. Dat is
een goed begin.
Tussen het verkleden voor de nummers
zullen vaderlandse liedjes gefloten worden
en dan kunnen de ouderen meezingen.
Een jongen van de hoogste klas zal een
welkomstwoordje spreken en ook een paar
zinnen in het Hoog Maleis. De meeste
vaders zijn gouvernementsambtenaren; of
ze hiervoor vrij kunnen krijgen weten we
niet, dus rekenen we niet op veel publiek.
Deze plannen stimuleren de werkkracht
enorm. De kinderen plakken slingers en
zijn net zo opgewonden als onze kinderen
voor een Sintfeest. Ik heb er op aange
drongen dat de meisjes zoveel mogelijk in
sarong en kabaja komen. En de jongens
allen met een wit hemd; verder kunnen
we niet gaan. Meestal zijn er al heel
vroeg kinderen op school; die rijden mee
met grote broers op de fiets of wandelen
een uur en spelen op het erf. Hoe vroeg
zullen ze er dan op de feestdag zijn?
Ali's vader klingelt die dag heel lang en
doordringend, brengt saluut met de
zweep, maar komt niet binnen. De
opkomst is veel groter dan we hebben
durven hopen; de vaders en de moeders,
haast allen in klederdracht, stromen
binnen. Wat ruiken de sarongs van de
moeders lekker fris en ik vind de Javaanse
hoofddoeken zo mooi. De opwinding is
groot, maar hoeveel stiller is het dan bij
een feest van Europese kinderen. Ook
lopen ze niet steeds naar de ouders toe.
De polonaise gaat keurig en we zingen
hard mee om de grote lummels wat te
steunen.
De voorklas komt het eerst, alle kinderen
met een rood kaboutermutsje op en juf
frouw Marie met haar schelle stem in het
midden van de kring om de bewegingen
aan te geven. 's Nachts, als de grote
mensen slapen', gaat keurig en de klein
tjes sluipen behoedzaam rond; hun kleine
snoetjes zijn om te gappen.
Nu komt een nummer van Francientje,
'zeven kleine hummeltjes op klètèks', dat
zijn toch ook klompjes; de maker van dit
liedje zou genoten hebben van die
springende voetjes. Dogkar Ali, hij zit nu
al in de tweede klas, heeft de rol van
degene die zijn klompje breekt en terneer
moet zitten. Hij kronkelt van smart heen
en weer, voortreffelijk spel. Francientje is
tevreden met het applaus.
Voor de derde klas en wat kleintjes uit de
vierde heb ik 'Tarabom' gekozen. Dat ken
nen ze allemaal. U kent wel de regel:
'Kleine Frans loopt voorop met de vlag en
)an is officier'. Daar hoort dan een hoed
met pluimen bij; die steek is zo'n succes
en zo'n jalouzie verwekkend voorwerp,
dat ik twintig steken heb laten vouwen.
De officier loopt opzij met de Hollandse
vlag en een grotere jongen trommelt.
De ouders vinden alles prachtig en de
kinderen zijn trots op het geleerde
Nederlands.
De grotere meisjes gaan rond met kannen
stroop die door de vrouw van de Sekolah
worden verzorgd en na veel beleefde bui
gingen vertrekken de ouders, na meneer
Beun een compliment gemaakt te hebben,
ledereen helpt met opruimen, de Sekolah
kijkt alsof het zijn feest is geweest en nog
weken lang zijn de kinderen er vol van; de
kotta is er van op de hoogte.
D. de Raadt-Prange
"INGET MATT "AD PATRES"
Fa. Johs. Ouwejan Zn.
38
Begrafenis-
en Crematie- Onderneming
Opgericht 1924
ROUWKAMERS
EN ONTVANGKAMERS
AIRCONDITIONED
Kantoren:
Frederik Hendriklaan 7 - Den Haag
Tel. 070 - 355 64 27 (drie lijnen)