POIRRIÉ'S PERIKELEN Stuk secreet i Kinderen de stuipen op het lijf jagen kon je aan baboe Rin overlaten. Daarin was dat mens niet te kloppen. Als de dood waren we als ze vertelde over de afzichte lijk wezens die het daglicht schuwden en daarom eerst na het invallen van de duis ternis tevoorschijn kwamen. Als Rin op haar praatdingklik zat, pro beerden we ons natuurlijk groot te hou den, maar zaten we wel stiekem te beven van angst. Volgens mij kon Rin ook zo maar allerlei zelfbedachte varianten op alle Aziatische spookverhalen uit de mouw van haar kabaja schudden. Mijn neefje [ohn en ik waren er trouwens heilig van overtuigd dat ze goed bevriend was met die lugubere wezens en er misschien zelfs van afstamde, want daar zag ze een beetje naar uit. Maar Rin wist niet alleen uitge breid over mommoks te vertellen, ze kon ze ook geweldig nadoen. Had ze het bijvoorbeeld over de langharige griezel die 's nachts over de huizen zweefde om een gaatje te zoeken waardoor hij naar binnen kon glippen, dan hoorde je gewoon zijn vleugels klapperen en zag je hem onder je bed kruipen. Het ontbrak er alleen nog maar aan dat Rin haar slordige kondé losmaakte, want dan hadden we zo'n voorstelling niet overleefd. Rin wist trou wens zeker dat die langharige aasgier ver zot was op het vlees van stoute kinderen en altijd begon bij de voeten, om zich dan etend naar boven te werken. Als ze dat al kauwend en smakkend voordeed, trokken we instinctief onze knieën op. Tot onder de kin. En Rin maar 'hè-hè-hè' grinniken met haar kraakstem. Maar hoe eng haar voorstelling van een mommok of ander misbaksel ook was, nog veel enger waren de gevolgen ervan. Ik kan mij tenminste herinneren dat we eens, na zo'n horror- story zo lagen te beven dat het bed er van rammelde. Rin was uitgefantaseerd en had zich schuifelend, als een reuzenschildpad, uit de voeten gemaakt. Moederziel alleen achtergebleven, hoorden we hoe zij op weg naar haar kamer in de bijgebouwen liep te mompelen en af en toe haar keel schraapte. Kwam helemaal vanuit haar sawahtenen. 'Lijk wel op rochelen van mommok dese', zei ik tegen John. John zei niks, maar ik hoorde hem van achter zijn klapperende tanden zachtjes jammeren. Rampzalig was dat onze huisgenoten toen toevallig een avondje uit waren en wij het dus helemaal alleen moesten zien te rooien. Elkaar moed inpratend, probeer den we de steeds sterker wordende angst in te dammen. Maar dat lukte niet, omdat we ons al gauw herinnerden dat Rin ons de waarschuwing had meegegeven dat de mommok waarover ze verteld had erg ge voelig was voor mannenstemmen. Vooral voor erg jonge mannen stemmen. Daarom gingen we fluisterend verder. 'Hoe dese als hij hg al onder 't bed?', lispelde (ohn met verstikte stem. 'Kan niet', antwoordde ik manmoe dig, 'toen Rin sij gaat weh, het lich nog aan. En Rin seg sellef hij kom niet als nog maar pas donker.' John slaakte een zucht van verlichting. 'Misschien hij kom helemaal niet fanavond', fluisterde hij hoopvol. Ik zei maar niks, want wat valt er te hopen als het om mommoks gaat. Die gaan hun eigen gang en trekken zich er niks van aan of je iets hoopt of niet. 'Weet je wat?', begon )ohn weer, 'je leg jouw goeling aan jouw kant, en dan fan mij derop en wij sellef derachter, so feel feiliger.' Geen gek idee van hem, want de opgestapelde goelings zouden inderdaad een soort van barricade vormen. Kon die mommok ons in elk geval niet direct zien. En wij hem niet. Na enig pas- en meetwerk hadden we het voor elkaar en gingen weer liggen. We bewogen ons niet te veel en probeer den in slaap te komen. Maar dat red je natuurlijk nooit als de zenuwen je door de keel gieren. En al helemaal niet als dan toevallig een toekang saté-Madoera zijn komst luidkeels aankondigt. Nou bedien de de niet eens echte Madoerees die altijd bij ons door de straat kwam zich van een speciale uithaal. Zoiets als 'tiéééé', zonder 'sa' van saté ervoor. Sloeg nergens op, maar het ging je wel door merg en been. Leek net op het snerpende geluid dat een ballon maakt als je hem met zijdelings uitgerekte tuit laat leeglopen. Toen die kerel dus zo begon te gillen, was bij ons de paniek compleet. 'Daar heb je 'em', schreeuwde (ohn en vloog overeind. Nou reageer ik doorgaans niet zo snel, maar toen was ik gelukkig net op tijd om hem er van te weerhouden dwars door de klamboe uit bed te springen en de hemel weet waarheen te rennen. Minstens een uur heeft het toen geduurd eer we weer tot bedaren waren gekomen en van pure uitputting in slaap sukkelden. Bijzonder jammer was dat [ohn op het kritieke moment van onder zeil gaan tot de ontdekking kwam dat hij hoognodig 'moest'. Dat was het begin van nóg meer misère. Omdat ik het sneu vond om hem alleen te laten gaan en zelf liever niet te lang alleen wilde blijven, begeleidde ik hem tot aan de deur. Nou weet iedereen wel dat in die oude Indische huizen de wc helemaal achter in de bijgebouwen is, en het spitsroeden lopen is als je in de altijd van angstwekkende geluiden en schadu wen zwangere tropennacht toevallig naar achter moet, daarom zei ik John dat hij niet zo ver hoefde te lopen en het voor deze keer maar tussen de spijlen van de balustrade van de achtergalerij door mocht doen. Maar goed richten natuur lijk, want ma's sierpotten met ik weet niet meer wat voor bloemen stonden aan de andere kant. )ohn deed wat hij moest 41ste jaargang nummer 12 juni 1997 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 39