moessQn Viola en Ian Couwenberg woonden daar een eindje voorbij. Viola zat in mijn klas en was samen met Zus Roodenboog de baas in de klas. Met het kastiespel waren zij beiden altijd de aanvoersters. Ons huis in de Wilhelminastraat was het eigendom van mevrouw Zevenboom. Zij woonde in Batoe. Een lieve oudere dame, zilvergrijs haar, altijd gekleed in sarong en witte kebaya. Zo'n echte Indi sche dame, heel blank. Zij had een beo in een grote kooi. Mijn eerste granaatappel boom, met vruchten, heb ik daar gezien. Onze eerste grammofoon kregen wij - tweedehands - ook in dat huis. Zo een met een slinger en metalen naalden. Voor de dure platen moest je bamboe naalden gebruiken, heel duur! Mijn vader is daar begonnen met schilderen. Ik weet nog heel goed dat hij een schilderij had gemaakt van een schelpenvisser op het strand van Scheveningen. Een man, een karretje op twee wielen met een paard ervoor. Op zekere morgen ontdekte ik dat het paard weg was; het stond niet meer op het schilderij. Ik naar mijn vader. Die gedroeg zich alsof hij van niets wist. En maar mee kijken naar het schil derij. 'Zeker weggelopen', zei hij. De hele dag heb ik met dit raadsel rondgelopen. Ik wist dat er iets aan de hand was en er was iets in de manier van doen van mijn vader dat mijn argwaan wekte. Uiteindelijk was de oplos sing heel simpel. Mijn vader vond dat hij het paard niet goed had weergegeven en schilderde het doodeenvoudig weg. Hij had veel van die streken, altijd pesten. 'Riet toch', zei mijn moeder dan. Wonen in de Wihelminastraat De Wilhelminastraat was een laan met aan weerskanten hele hoge kenariebomen. Als de vruch ten rijp waren gooiden wij ze er af met stenen of verzamelden die afgevallen waren, 's Middags wanneer het asfalt zacht was geworden door de zon, daarin een kuiltje maken, kenarie in het kuiltje en dan met een gro te steen kapot slaan. Toen ik dit alles Henk vertelde, keek hij mij met afgrijzen aan. 'Rauwe vogeltjes eten? Doodslaan met een steen?' Hij wist namelijk niet dat ik sprak over kenaries en niet over kanaries! Toen de jongens Nijkamp een tijdlang niet met ons mochten komen spelen I lenk Nijkamp was in onze vlaggemast geklommen en die was toen in tweeën gebroken - mijn vader was zéér boos - bedachten we de volgende oplossing. Wilden Henk en Benny contact, dan fiets ten zij voorbij ons huis onder het slaken van de volgende kreet: 'Prrrgedèkedèk- böbök'. Ons antwoord was dan: 'Tinèng- kedebökbök'. Dit alles moet fonetisch worden uitgesproken. Kwam er van onze kant geen antwoord, dan was de kust onveilig of wij waren er niet. Totdat wij in 1941 uit Malang vertrokken, is dit altijd de roep tussen ons geweest. In 'Huize Jan' heb ik mijn eerste boef met handboeien om gezien. Dat zat zo. Op een morgen ontdekten de bedienden dat er peren (gloeilampen) uit de lampen op de achtergalerij en de emper waren Huize lan, Wilhelminastraat 10. Bij het huwelijk van Prinses Juliana en Prins Bernard in 1937: Henny, Truus en Sjouhje. gestolen. Ook een zinken emmer ontbrak. Politie erbij; sporen wezen uit dat de diet over de achtermuur moest zijn geklom men. Het huis achter ons stond leeg. Een paar nachten lang bivakkeerde een rechercheur bij ons in de manggaboom om de dief op heterdaad te kunnen be trappen. Spannend, dong! 's Avonds steeds kijken of hij er echt wel zat! Enige dagen later kwam de politie voorrijden op een motor met zijspan met daarin de dief, geboeid, en... de emmer! De agent vroeg mijn moeder: 'Is dit uw emmer?', waarop mijn moeder zei: 'Ja!'. Ik was verbijsterd dat zij haar eigen emmer kon herkennen, maar nu ik zelf wat ouder ben geworden weet ik dat het kan. Dief dus gepakt en in de boei (de gevangenis) gestopt. Einde detective story. In de tuin hadden we een plant, de 'Ko ningin der Nacht', zij bloeide heel zelden en dan ook nog bij voorkeur midden in de nacht. Ik herinner me nog heel goed de spanning in huis wanneer de bloemknop op het punt stond open te barsten. Was het eindelijk zover, dan maakte Papa ons wakker midden in de nacht, om naar dit wonder te gaan kijken. Mijn vader had wel meer van die dingen, want toen we - na het verlof - op de Panggoengweg woon den, ging ik vaak 's avonds laat met hem wandelen om naar de sterren kijken, de sterrenkaart in de hand. Zuiderkruis zoeken et cetera. Een heel mooi, groot sterren beeld. Voor mij was elk ster renbeeld dat er zo uitzag dus het 'Zuiderkruis'. Later in Zeist ook, waarop Henk mij vader lijk uitlegde dat dit onmoge lijk was, wij bevonden ons immers op het noordelijke halfrond. lammer. Ook kon mijn vader ineens op een zondagmorgen tegen mijn moeder zeggen: 'Dien, van daag gaan we God loven en prijzen in de open lucht.' En dan gingen we de natuur in. Naar de sawahs, op de sawahdijkjes lopen. Mijn moe der is toen eens in de blubber gevallen! Zielig, maar voor ons heel leuk. Onder leiding van mijn vader zochten we ook pepermunt plantjes die op de sawahdijk jes groeiden. Heerlijk was dat voor ons kinderen, want stil zitten in de kerk was ook niet alles, zeker niet als je niet met je benen mocht zwaaien, omdat anders ds. Jonkhoff werd afgeleid! Mijn moeder had wat moeite met deze uitstapjes op zondag, maar het gebeurde toch. Zoekgeraakte filmsterplaatjes In juli 1938 gingen we met verlof naar Nederland. Grote drukte in huis. Alle spullen die we wilden houden werden ingepakt en opgeslagen. Mijn vaders boe- 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 42