Jeanne en Leen
Meditations from Florida
moessOn
hoeveel geld de sla haar had gekost. Ik
kon wel door de grond gaan. Betoel. De
ellende was nog niet voorbij voor Jeanne.
Na de eerste hap van de sla geproefd te
hebben dacht ik al: wat is dat deze?
Het smaakte erg vies, maar na de eerste
belediging durfde ik niks meer te zeggen.
Toen sprong Leen op en zei: 'Gedver...
Jeanne, wat zit er in die sla? Ik loop te
schuimbekken als een dolle hond!' Jeanne,
bijna blind immers, had Lodaline (een
afwasmiddel, weet je nog?) rijkelijk over
de sla laten vloeien in plaats van azijn.
Minnie en ik hadden het niet meer van
het lachen. We lachten meer om Leen dan
om Jeanne, die in huilen was uitgebarsten.
Lang verhaal kort gemaakt: de maaltijd
werd voortgezet nadat we alle vier onze
sla goed hadden gewassen. Die smaakte
prima en ten slotte kon zelfs Jeanne erom
lachen.
Bij Pension Hozee was de voordeur zelden
op slot. Als ik binnen kwam floot ik altijd
even naar Jeanne zodat ze wist dat ik het
was. Ze vroeg altijd: 'Juultje, ben jij dat?'
en op het bevestigend antwoord kreeg ik
een warm welkom. Leen, die ik
Napoleon noemde vanwege zijn
houding en gedrag, bracht
's morgens mijn fiets naar buiten,
zodat ik maar hoefde op te stap
pen en weg te peddelen naar
mijn werk in Scheveningen.
Hij stond me dan in de deur na
te wuiven en soms stond Jeanne
er ook bij. 's Avonds bracht
Napoleon mijn fiets door het
huis - zodat ik niet helemaal om
moest - naar het schuurtje in de
achtertuin en beval me gauw be
neden te komen voor het avond
eten in de gezellige, warme keu
ken. Leen bouwde zelfs een
douchecel onder de trap, com
pleet met een badkuip. Hij was er
zo trots op en ik mocht gratis
baaien. Ik voelde me heel erg
thuis bij Jeanne en Leen.
Na twee jaar in Den Haag ver
huisde ik naar Amsterdam.
De twee oudjes waren er bepaald
van streek van, maar wensten me alle
goeds toe. Ze hebben me wel eens opge
zocht in Amsterdam. Met Arno, Jeanne's
geleide hond, want toen was ze helemaal
blind. Een paar jaar later was ik met va
kantie in Nederland en stond ik wger voor
de mij zo bekende deur aan de Celebes-
straat. Ik duwde hem open en floot.
Jeanne's stem kwam uit de keuken, wat
aarzelend vroeg ze: 'Juultje, ben jij dat?'
Haar vingers gleden over m'n gezicht en
lachend zei ze: 'Ja, het is echt Juultje.'
Napoleon was erg ziek en Jeanne wist dat
We waren in Indië een paar keer in de
kost geweest in de loop der jaren.
Je moest toch naar school en soms zaten
mijn ouders te ver van de stad om ons
thuis te houden. Leuk was anders, je raak
te er nooit aan gewend. Maar nu zaten we
in Holland voor het eerst van ons leven
en onze ouders gingen terug naar Indone
sië na van een zes-maands verlof genoten
te hebben. Mijn beide broers en ik zou
den van de ene dag op de andere in drie
verschillende kosthuizen 'op kamers' ko
men te wonen. En zo stonden we op een
koude dag in januari met een zwaar hart
Pa en Ma een 'tot ziens' toe te wuiven op
de kade in Amsterdam. Voor jongelui uit
Indië was dit geen onbekend
tafereel in die tijd.
Pension Hozee stond in de
Celebesstraat in Den Haag.
Ik was er een keer geweest met
mijn ouders en een oom om
over een kamer te onderhan
delen. Mijn oom woonde in
de buurt en had het pension
en de beheerders warm aanbe
volen. Jeanne was een goed
lachse, grijsharige oude dame
die langzaam blind aan het
worden was en haar man
Leen, was een oude heer die
vertelde huizen te hebben
geschilderd tot hij er te oud
voor werd (wij noemden het
verven, Rembrandt schildert!).
Hij droeg nog altijd zijn lange
schildersjas, zijn werkplunje.
Er stond een kamer leeg, drie
hoog, mooi opgeknapt en ge
verfd, nee geschilderd, door
Leen zelf. Die kamer zou mijn
nieuw tehuis worden. En wat voor één.
De eerste dag sloop ik de trap op naar
boven omdat ik doodgewoon niet in de
stemming was om mijn kostbaas en -
bazin tegen het lijf te lopen. Maar Jeanne
Hozee had me gehoord en kwam me ach
terna.
'Wil je wat eten?', vroeg ze. 'Lekker, ik heb
het speciaal voor je gemaakt.' Ik kon met
hen eten in de keuken of in mijn eigen
kamer liet ze me weten. Ellendig als ik me
voelde koos ik voor mijn eigen kamer die
me totaal vreemd was, net zo vreemd als
de rest van m'n omgeving. Toen kwam
mijn maaltijd. Het was gewoon boeboer
nasi (rijstepap) met allerlei ik-weet-niet-
wat erin. 'Goulash met rijst', zei Jeanne
trots, 'speciaal voor jou, want je zult wel
heimwee hebben naar rijst'. Wat doe je
dan met zoveel lief begrip? Je eet alles op,
geeft niet hoe, en ik loog dat het goed ge
smaakt had, helemaal ziek van de boe-
boer. Dat was de eerste lieve geste van
Jeanne en Leen. Er volgden nog heel wat
meer.
Het duurde niet lang of ik at met ze in de
keuken, hun vriendelijkheid was onweer
staanbaar en ik begon me echt thuis te
voelen bij deze twee oude mensen die me
allerlei verhalen lieten vertellen over daar.
Maar nooit vroegen ze of de tijgers er echt
zo maar rondliepen, hoewel ze niet veel
wisten van mijn geboorteland. Er kwam
zelfs een kennisje bij Jeanne en Leen wo
nen, Minnie, wiens ouders op dezelfde
fabriek werkten als de mijne, aangetrokken
door mijn gunstige verhalen.
Ze deden erg hun best ons het naar de zin
te maken en zo kregen we op een goede
dag sla, echte selada air (waterkers), zo
duur in Holland. En wat zei Minnie: 'Oh
kijk, weet u dat we deze sla als kippenvoer
gebruiken in Indië?' Doodse stilte. Ik gaf
haar een schop onder de tafel, maar het
kwaad was geschied. Jeanne stond er wat
beteuterd bij te kijken en vertelde ons
10