Vroeger in Malang (slot) In het zwembad van Malang circa 1940. Batavia, Bandoeng, Semarang, Soerabaja, Malang. Prachtige foto boeken die vertellen over de ge schiedenis van de steden en de mensen die de steden maakten. Maar wie die steden gekend heeft, ziet de foto's als illustraties van eigen herinneringen. Zo zal het Henny Themmen-van Rosmalen bij het lezen van het Malang-boek vergaan zijn. Zij schreef lang geleden over haar jeugd, voornamelijk in Malang. Het rustige, eenvoudige leven van Pieter en Dina van Rosmalen met hun drie dochters Sjoukje, Truus en Henny. Nostalgie? Welnee, gewoon een terugblik. Henny trouwde later met vlieger Henk Themmen. De laatste jaren in de Oosthoek Sjoukje, die toen zeventien jaar was, had het moeilijk. Ze mocht niets en alle vrien dinnen deugden niet. Opeens verscheen er een jongeman aan de horizon, Frits van Hasselt. Hij had een open auto en wilde Sjoukje, samen met een kennisje mee uit toeren nemen. Dat mocht dus niet. Daar om verzonnen Sjoukje en ik het volgende: vóór half vier, wij moesten van twee tot half vier 's middags in bed blijven en geen lawaai maken, zou Frits langskomen. Ineens liep Malang vol met knappe, jonge mannen. Piloten zeiden we toen, nu moet ik vliegers zeggen van Henk. Heel jong- vrouwelijk Malang in rep en roer. Een aantal van die jongemannen kwam ook bij ons in de kerk. De kerkeraad verzocht de gemeenteleden om deze jonge knapen, die in ons Indië waren gekomen om ons te verdedigen tegen het gele gevaar dat dreigde, in onze huizen te ontvangen op dat zij het gemis van hun ouderlijk huis niet zo erg zouden voelen. Mijn moeder, kloek die ze was, nodigde er twee uit om na de kerk koffie te komen drinken. Van één heb ik de naam onthou den. Hij heette Jan Beens, later omgeko men boven Borneo, vlak na het begin van de oorlog met Japan. Hij had een mooie sportwagen en als hij weg was, oefening of zo, dan moest ik op zijn auto letten, die voor zijn huis geparkeerd stond. Dat deed ik met liefde. In die tijd ben ik vliegtuig-fan geworden. Op de fiets naar Singosari, daar was het militair vliegveld; alle boeken over vlieg tuigen verslond ik. Schrijvers als Viruly, Smirnoff lagen mij na aan het hart. Ik wist alles van Geysendorfer, et cetera. Later, in het Tjihapitkamp (Bandoeng), toen ik bij Elly Bruinier, de vrouw van Jan Bruinier als gezinshulp werkte, sprak ik de gevleugelde woorden, ik was toen veertien jaar: 'Later, als ik trouw, wil ik een vlieger!' Ter verduidelijking, Jan Bruinier was een van de vliegers die via Engeland in Indië was beland om ons te verdedigen tegen de Jappen. Van Elly leende ik boekjes over vliegtuig herkenning. Heel veel later, kwam ik haar tegen in Den Haag. 'En', zei ze, 'heb je je vlieger?' Ik kon daar bevestigend op ant woorden. Ik 'had' hem. Heel veel later, op Volkel, hebben Henk en ik Commodore Bruinier nog ontmoet. De baby Edith, voor wie ik in het kamp de kleertjes waste en streek, heeft nu zelf kinderen. Dit was even een zijsprong. Terug nu naar Malang. Op de Panggoengweg hebben we een keer Oud en Nieuw gevierd met twee krandjangs mertjön. Gekregen van Dirk de Wit. Schitte rend, heerlijk, wat een herrie, wat een lawaai. Om precies mid dernacht werd de rentengan (lange sliert) aangestoken. Een rij kleine rotjes, dan een grote bom, dan weer rotjes tot op het laatst de klap kwam. Een hele grote bom! Fantastisch! Ik ben Dirk nog dankbaar voor dit cadeau. Op de boot terug uit Nederland hadden we een aantal boormeesters van de BPM leren kennen. Jonge knullen die voor het eerst bij moeders vandaan waren. Eén daarvan, Joop Klunder, kwam zijn verlof bij ons doorbrengen. Omdat Nederland was bezet door de Duitsers kon hij niet naar huis en kwam dus maar naar ons. Mijn moeders hart was groot! Samen met Dirk de Wit en Joop Klunder gingen wij in een huurauto aapjes kijken bij Lebaksarie. Papa was er niet bij, die zat toen al op Fort Piring (Madoera). Wat een heerlijke dag, die twee mannen (jongens nog) konden maar niet genoeg krijgen van die apen in het wild. Mijn vader is niet veel thuis geweest in die tijd. Om de zes weken moest hij een paar weken naar Madoera. Hij was comman dant van het fort. Eenmaal kwam hij met twee andere officieren met verlof. Kapitein Lienemann en Kapitein Hetzel. Die woon den beiden in Bandoeng en voor een weekend verlof was Bandoeng te ver. Later zou mijn vader samen met hen in krijgsgevangenschap geraken. Zij werden tewerkgesteld aan de Birma-spoorweg, de Railway of Death. Zowel Lienemann als Hetzel zijn daarbij omgekomen. Mijn va der heeft het overleefd. De Drie Muske tiers werden zij genoemd. In het kamp kwam er nog een vierde mus- 42ste jaargang nummer 1 juli 1997 33

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 33