moessQn de kleintjes zitten. Dan laat ik ze elke week een middag bij me thuis komen en daar leren ze aardrijkskundige termen, wat bevelen en wat zinsontleding en ze probe ren lesjes na te vertellen uit een taalboek. Na een half jaar in de eerste klas krijg ik ze in de vierde, de sprong is gelukt. Jaren later wordt me verteld, dat een ge huurde sluipmoordenaar bij het uitgaan van de school, de oudste, toen veertien jaar, met een kris doodgestoken heeft. Hij dacht de kroonprins voor zich te heb ben. Vorstenkinderen zijn hun leven nooit zeker. Verbranden zou het beste zijn Bij het Gouvernement moet alles in drie voud of viervoud. Het Hoofd van een school heeft daardoor veel administratie. Mijn man is ook ambtenaar en zo ken ik die gekke inventarisatielijsten met: Tafel één, vier poten, bruin, één lade. Zo gaat meneer Beun op een dag met de sekola en twee grote jongens door de school om alles te tellen, met een gezicht als een donderwolk. In het vrije kwartier informeer ik voorzichtig naar wat hem hindert. Het blijkt dat hij bij zijn komst een hele goedangkamer met afgekeurde goederen heeft gevonden. Het vorige hoofd heeft nooit tijd gevonden om dat af te keuren en nu is de andere goedang ook bijna vol. Als er materiaal vernietigd moet worden, komen er twee getuigen bij die hun hand tekening moeten zetten om te voorkomen dat er wat verkocht wordt. 'Verbranden zou het beste zijn', zegt Beun somber. Nu ben ik dol op vuurtjes stoken, dus zeg ik luchtig 'dat doen Francien en ik wel om twaalf uur en als we niet klaar komen dan doen we morgen de andere helft'. Beuns gezicht klaart op; hij kan zich dan op de examenklas storten. Ik haal Francien op en Ella die altijd haast heeft om naar huis te gaan, levert ons twee jongens uit haar klas. Ik laat de man doer een goedang openen. De rommel is onvoorstelbaar. Flarden van oude boekjes, stapels en puinhopen van oude leien; het is niet te overzien. De sekola en de jongens beginnen een diepe kuil te graven; er lijkt wel een lijk- verbrandingsfeest te komen. We trekken eerst de leien weg en nu blijkt dat het vo rige hoofd royaal omgesprongen is met het afkeuren. Hoe dieper we komen des te minder zijn de leien beschadigd. Francien en ik grinniken eens tegen elkaar en zonder iets te zeggen, ontstaan er twee hopen, de lichte kneusjes komen apart. De rekenboekjes zijn nog te gebruiken, maar de taalboekjes van zo'n twintig jaar geleden zijn om te gillen; het gaat over landouwen en dreven en over een man die zich opblaast als een pad in toorn, van sikkels, ploegen en een reek: 'Wat zou dat zijn' giechelen we. Die arme stakkers die dat toen moesten behandelen! Daar moet gauw een vuurtje van gemaakt worden. De kuil wordt aardig vol en ik zie telkens sekola's vrouw in de kuil duiken om de latjes van de leien weg te halen, zeker voor haar arangvuurtje. Daar gluren een paar kleintjes om de hoek, ze moeten wachten op hun broers. We geven ze een lei en beduiden ze achterom te lopen en niets te zeggen. Och de kabar-angin heeft de ronde al ge daan en telkens komen er een paar hand jes om de hoek. De jongens hebben er plezier in en helpen goed sorteren. Ver na enen is het vuur nog aan. De goede sta pels zijn leeg geplunderd, zelfs door de kleintjes van de voorklas. Zonder blikken of blozen zetten wij, de twee getuigen, onze handtekening: Vernietigd 480 boek jes en 310 leien. De sekola kan de goedangs dweilen. Nu breken er een paar weken van hevige regens aan. Onze djongos brengt de kin deren met een reuze pajong naar school. Ze lopen op blote voeten, de schoenen en sokken aan een touwtje om de hals. Ik heb een extra handdoek van huis mee genomen om alle blote bolletjes af te dro gen, maar de meeste kinderen nemen zelf een handdoekje mee van huis. Mijn klas ligt dicht bij de pendopo, die een zinken afdak heeft. De tropische re genbuien maken het lesgeven haast niet mogelijk. De pendopo is de enige droge plaats, de galerijen zijn spiegelglad. In de uitspanning deel ik krijtjes uit en mogen de kinderen op het bord tekenen. Het aantal verzuimen valt erg mee. Makassar is berucht om de zware regens, leer ik. In de regentijd glijdt een jongen uit op de galerij en hij slaat met zijn hoofd tegen een regenpijp. Hoofdwonden bloeden goed en daar vloeit de boel onder. Beun springt op, vloekt en verdwijnt doods bleek in zijn klas. Een grote jongen komt de verbandtrommei brengen; ik probeer de wondranden samen te knijpen en doe er een prop op. Deze wond moet wel ge kramd worden en onder twee pajongs wordt het slachtoffer naar de overkant, naar het hospitaal gebracht. Het valt ge lukkig mee. Vervelender zijn de flauwtes van Ella. Elke maand komt een jongen van de vijfde klas me waarschuwen dat de juffrouw ziek is. Dan vind ik haar op haar stoel met het hoofd op de tafel. Geruisloos haalt één van de jongens een dogkar en leunend tegen mijn stevige heupen laad ik haar in de dogkar, met een groot meisje als hulp. Op een dag moet ik Francien wegbrengen en Beun barst los 'Wat, die ook al?' Het klinkt als 'Ook gij Brutus' en we hebben er later smakelijk om gelachen. Francien heeft een griepje en is na een paar dagen weer op school. De Javaanse jongens hebben dubbele na men, dat komt door de voorvoegsels. Ik leer dat Tjokro en Tjakra, pijl betekent, maar uit zichzelf noemen de kinderen zich bij de verkorte namen. Zo wordt Tjokro Winata, Wien genoemd, en Tjandra Nego- ro, Jan. Saleh betekent vroom, maar in alle klas sen zijn de Saleh's lastige baasjes. Bij de meisjes wemelt het van Fatima's en Moe- na's en Sina's en er zijn zoveel Siti's dat we ze voluit noemen om niet in de war te raken. Bij ons veel Bijbelse namen, nu, hier veel uit de Koran, met Su, Si of San ervoor. Na het klein-ambtenaars examen staat er in de sollicitatiebrieven altijd voluit dat Aditjontro of Amidjojo voor een betrek king in aanmerking willen komen en dan moet ik nadenken wie van de kleine baas jes dat wel geweest kan zijn. Wat een lieve namen zijn het als je de be tekenis ervan weet: Sereanti - stralend hart; Noersina - licht van zonsopgang; Boenga - bloem, wordt voor de jongens Laboenga; La Bintang - de ster; La Millo - de sterke; La Badji - de goede. Ik heb een Noer en een Noersia, Bada, een jongen en Badi een meisje, en Badini. Javaantjes die Soemanti, Soedarsono, door mij Son genoemd, en Sunario heten en bij de meisjes een Soedarmi en Soebardi, Roehanina en Hana. Het went echter gauw. Ook de plaatsnamen op Celebes zijn vol mooie klanken en zeer melodieus. De jongens uit de hogere klassen mogen voluit hun naam opgeven, maar bij de kleintjes wordt veel afgekort. Wat zijn ze geworden, mijn Sastro... en Soe...? We hebben ons best met jullie gedaan. Mevr. D. de Raadt-Prange SETIAKAWAN geldleningen voor 65 plussers Voor een 65-plusrekening t/m 25.000,- aflossing 36/60 maanden. Kwijtschelding bij overlijden. Bel Setiakawan 013-5350105 dagelijks 09.00 - 23.00 uur 38 0

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 38