Moonlight
serenade
r±T±x
ziek.' Op de weg terug, na een kwartiertje
lopen, zwol ik op als een Michelinmanne-
tje. Mijn armen waren tweemaal zo dik en
mijn benen zaten onder het geronnen
bloed. Toen we de poort binnengingen
stond mijn slapie, Frits de Beste, al op me
te wachten en begroette me met de woor
den: 'Wim, Japan heeft gecapituleerd.'
Nu had het de laatste weken al gegonsd
van de geruchten waarbij elke keer werd
gemeld dat Japan gevallen was. Het leek
waarachtig wel of Japan de vallende ziekte
had en ik was door het pak slaag ook al
niet in een te best humeur en zei cynisch:
'Ja, dat zal wel, vertel dat maar aan een
andere idioot.' Maar hij zei: 'Heus Wim,
deze keer is het betoel betoel waar'.
En het was waar. Het bleek dat Goudoe
ver, een redacteur van naar ik meen, het
dagblad De Locomotie) uit Semarang, al
die tijd een radio-ontvanger had die in
een veldfles was verborgen. Het werd toch
nog een blije avond ondanks dat ik mij
voelde als een geplenjette pisang.
De volgende morgen werd ik wakker,
beurs en hardstikke stijf van het pak slaag.
Om circa negen uur kwam er een ordon
nans van het kampkantoor langs om mij
te zeggen dat er een Jap bij de poort stond
die mij wilde spreken. Ha! Shirakawa na
tuurlijk! Ik zei tegen de ordonnans dat hij
die Jap maar moest zeggen hier te komen
als hij iets had te vertellen want dat ik te
beroerd was om naar de poort te komen.
Hij is niet gekomen en twee dagen later
was hij dood. In het lege vrouwenkamp
liep hij een paar Indonesische rampok-
kers tegen het lijf die hem neerknuppel-
den en vervolgens in een put gooiden.
Ik heb me wel eens afgevraagd waarom hij
op die 16de augustus naar het 15de Bat.
kwam. Wilde hij excuus vragen of het ver-
volg-pak rammel geven? Ik ben nog terug
geweest naar de Bunsho waar zijn lijk lag
opgebaard. Ik voelde geen haat noch
leedvermaak maar ik dacht wel bij mijzelf:
'Het is misschien sial voor je geweest om
mij af te rammelen. In elk geval ben ik de
laatste Europeaan geweest die je hebt ge
slagen.'
NIEUW NIEUW NIEUW
FEESTELIJKE INDONESISCHE JAARMARKT
25-26-27-28 september 1997
(HOUTRUSTHALLEN)
Zag je ons allen op de dansvloer dan ging
't van wat-heb-ik-jou-daar. Weer een fuif
van de VIH (de Vereniging van Indische
H.B.S.-ers) in Amsterdam. Het begon al
goed in juli 1947. Ik mocht toen nog niet
meedoen, was pas vijftien en de kamp
jaren hielpen niet; je leeftijd werd weer in
acht genomen wat het 's avonds uitgaan
betrof. Naar de late avondvoorstelling van
de bioscoop was ook uitgesloten. Je werd
er gewoon niet ingelaten door de conciër
ge. Maar in 1948 was dat anders.
De VIII in de Karei du Jardinstraat in
Amsterdam (de Pijp) was het middelpunt
van ons bestaan. Op zaterdagavond dans
ten wij in de aula, de gymnastiekzaal van
de Overbruggings HBS, maar aan het eind
van de termijn (we deden twee jaar in één
jaar) in juni en december hadden we de
grote fuiven. In het begin was Krasnapolsky
de plaats, later werd dat het Minervapavil-
joen. John Beer, onze voorzitter, en zijn
band zorgden voor muziek of we hadden
een echt orkest. Als hij niet speelde in de
band nam |ohn zijn meisje, het mooiste
meisje van de hele HBS, als een kajah
Solo prinses zo fijn om te zien, Dietje
Doeve, in de armen en het dansen begon.
On the sunny side of the street was er ook
zo een. ledereen meteen op de vloer en
jiven maar. We hadden weinig Hollandse
jongens op de fuif, maar banjak Belanda
meisjes. Hé, gek waren we ook weer niet
man. De Indische meisjes gingen meest
met Indische lui, maar af en toe brachten
ze ook een Belanda mee. Ron Joha en
Harry Wijier woonden bij ons en loos en
Ed, oudere lui, hadden natuurlijk hun ei
gen kontjo's, jongens en meisjes, djangan
takoet. Ik leerde dansen van mijn nicht en
Ronnie Joha en ik waren op de vloer, iede
re keer hoor. Met Camee Granpré de la
Molière was het heerlijk dansen, zij was
zo licht als een veertje, ook An Simon was
mijn steady jive partner. Ons buurmeisje
Puck Meyer werd door iedereen gevraagd,
maar door mij het meest. Adoe man, per-
liept saja. Swing was the thing. Boogie
woogie en jive. Eddy galoppeerde kajah
djaran, een echte koedah kepang, zo snel,
kassian het meisje waar hij mee danste,
terwijl loos zich haast niet bewoog.
Wat een heerlijke tijd hadden wij in
Amsterdam tijdens onze HBS-jaren.
Ik hoor nog geregeld Caledonia, Caledonia
what makes you big and so hot en Ain't no
body here but us chickens. Het trio Hetty
Schoorel, Donk de pianist en de knappe
basspeler Fred Loonen, gaven machtige
uitvoeringen van onze favoriete jazz-songs.
Die muziek is in mijn ziel gestampt, voor
altijd. De fuif begon met een toespraak
van het hoofd van de HBS, de heer
Cantervisser (dat was later in '48/'49) met
daarop volgend ons toneelstuk geregis
seerd door Boy Hager. Die jongen was zo
talentvol. Na het toneel, van kwart over
acht tot zeg maar kwart over tien, werd
het het podium opgeruimd en dan kwam
het orkest. De dansmuziek begon om elf
uur en ging door tot zo'n vier uur 's och
tends. We aten uitsmijters en dronken een
drankje, de mijne was altijd zonder alco
hol, want let's face it man, geen pèng.
Adoe tjapih hoor als je dan naar buiten
moest en lopend naar huis. Geen trams,
niets. Maar dat huiswaarts lopen was
raméh. Met al de portieken, die ons invi
teerden voor een kusje hier, een kusje
daar. Soms werd er echt gezoend. En dan
de volgende dag om elf uur op de tram en
here we come Mirandabad. Gewoon even
liggen in een groep, kletsen over de fuif en
mampoes hoor. We pitten een uurtje en
dan zwemmen en stoeien in het water.
Ook speelden we een soort rugby, alles
mocht en we waren blij als Marcel Doeve
in ons team was. Hij was vreselijk sterk en
het andere team had Jan Schoorel, ook
zo'n heel sterke jongen. Zij hielden de
teams in evenwicht. Ik stond aan de kant.
Ik zwom wel, maar kon niet rennen.
Teveel astma. De zomer van 1947 was fan
tastisch voor ons, het leek wel Indië, zo
heet was het. De volgende zomers waren
minder, maar dat gaf niet, wij waren jong
and oh so in love with life. Dat is mijn
tempo doeloe, van na de oorlog. Terima
kassi ja lui voor die fijne tijd, waar ik nog
steeds van geniet, als ik nu naar jazz-mu-
ziek luister van een CD. Zelf leerde ik de
boogie woogie bass op de piano van Ton
van Slee. Ook stonden wij samen op to
neel. Nieraat op Hawaiian slide-gitaar was
een artiest. Die jongen kon dat ding laten
zingen. Indisch zijn betekend muziek, dan
sen en makanan enak hoor, geen flauwe
kul en ook niet 'moet u nog één koekje?'
en dan gaat de trommel weer dicht. Bij
Addie Pelt was het goed eten, haar broer
kookte en bij haar moeder kon je lekker
schransen. Ja, de goede oude tijd, dat was
me wat, niet en de te nooit vergeten lah.
Djangan loepah.
Guus de Koster
42ste jaargang nummer 2 augustus 1997
11
(AANGEVULD MET STANDS UIT ANDERE TROPISCHE LANDEN)
MET DIVERSE AZIATISCHE CULTUREN EN BANDS
OA. INDONESIA, PHILIPIJNEN, THAILAND, CHINA, INDIA, CARIBIAN SHOW