42ste jaargang nummer 2 augustus 1997
23
Water! Hevig transpirerend word
ik wakker. Mijn keel is rauw. Ik
moet wat gaan drinken. Ik zit te
suffen in mijn bed. Dat jongetje,
dat verwarrende, wat is dit? Ik
droom nooit.
Een nachtmerrie? Was dat het? Ik probeer
me te herinneren wat mij zo benauwd
wakker deed schrikken. Ik krijg vaag beel
den door. Een jongetje - ik? - moet alles
afgeven. Het kereltje staat tussen in lom
pen geklede leeftijdgenootjes en ouderen.
Het kind probeert zijn ringen in zijn
broekzak te verstoppen. Later is het alleen
en het kruipt weg.
Er is nog zoveel dat ik wil gaan doen en
weten.' De slang was in mijn paradijs
aangekomen.
Ik heb dorst. Ik neem nog een slok gedes
tilleerd water en kijk naar de hoek van de
Met zijn kraaloogjes kijkt hij me aan.
'O, nee', denk ik, 'dat niet nee...' Ik grijp
razendsnel een pluk papieren zakdoekjes
en keer voorzichtig het glas om. De tjitjak
komt op zijn pootjes op de vloer en op de
zakdoekjes terecht. Hij kijkt mij onbewo
gen vanuit de waterplas aan. 'Leef je nog,
kleine vriend?' fluister ik en buk me om
beter te kijken. Het diertje beweegt niet,
maar de oogjes drukken angst uit. Ik zet
de tv aan, spoel het glas om en schenk
wat water uit de plastic fles. Ik neem een
slok. 'Ben je nauwelijks één dag in Jakarta
en dan laat je een tjitjak verdrinken', zeg
ik hardop. 'Leuk begin van je vakantie.'
Water. LIren stonden we in de rij met blik
ken, pannen en potten. Er was maar één
kamer. De tjitjak is weg. Als stille getuigen
liggen daar de waterplas en de zakdoekjes.
Ik ben blij. In dit paradijs wil ik niet de
oorzaak zijn van een tjilaka. Hoe klein
dan ook. Een tjitjak kroop bij avond...
Om twee uur moet ik vertrekken. Ik ga
voor het eerst naar een reünie van de
Soekaboemi Club in Wassenaar. Wat zal ik
daar horen en wie zal ik daar aantreffen?
Mijn vriendjes met wie ik in Soekaboemi
speelde? Wat herinneren ze zich van mij?
En wat komt er weer bij mij boven?
Ik besluit uit bed te stappen, water te
drinken en voorlopig alles over me heen
te laten komen.
Hans Plas
In het glas waarin ik gedestilleerd water
heb achtergelaten drijft een kleine tjitjak.
kraan beschikbaar. Als je aan de
beurt was geweest, moest je het
water de heuvel op dragen naar
het huis, waarin je met vele an
deren woonde. Mijn moeder had
een hoek bij een raam met sprei
en en dekens aan touwen opge
hangen, afgescheiden. Dat was
onze 'kamer'. We sliepen op een
bultzak op de grond. Daarnaast
lag ons hebben en houwen.
Gelukkig regende het altijd tegen
een uur of twee. Dan plasten de kinderen
in het hemelwater. Het was een steeds
terugkerend feest! De ouderen zetten pan
nen en blikken neer onder de gutsende
dakgoten om water te verzamelen, om
straks de was te doen. Buitenzorg: Kamp
Paris. Dat het kamp
zo heette, weet ik pas
een paar maanden.
Jan van Duim heeft
mij een plattegrond
van het kamp toege
stuurd. Of ik nog in
formatie had, vroeg
hij.
Toen ik hoorde dat
het oorlog was, sloot
ik me op in de voor
kamer. Ik dacht: 'Nu
is alles voorbij. Ik
heb net leren lezen.
Aqua
des