Jnterjjï luiBlrriiitnïiE. en dochter bleven, maar ze kwa men telkens terug met de bood schap, dat hij nog even geduld moest hebben. Djojodikromo werd hoe langer hoe kwader en besloot ze zelf te halen, toen hij ze zag aankomen. Laras Ati met de gouden pop in de zijden slendang, haar gekleurde pajong opgestoken en een kleine zilveren gendi (een waterkan) in de hand. De wrede vader sprak: 'Gooi al die dingen neer en kom direct hier. Hoe waag je het, mij zo lang te laten wachten?' Laras Ati zei met zachte stem: 'Och vader, ik was nog aan het spelen, toen u me liet roepen. Nu ben ik hier, wat heeft u mij van uw reizen meegebracht?' Met een valse lach antwoordde de vader: 'Kom wat dichterbij, dan zal ik het je tonen!' Maar de moeder verloor haar kalmte en gilde vol ellende: 'Kom niet na derbij, hij zal je kwaad doen.' Eer ze evenwel Laras Ati kon tegenhouden, had de ontaarde vader haar gegrepen. Hij zwaaide woest met zijn vlijmscherpe arit boven haar hoofd. 'Heb toch medelijden met mijn kind, om Allah's wil, en vergeet niet dat ze ook jouw dochter is. Zo je iemand doden wilt, doe het mij dan, maar vergiet het onschuldige bloed van dit kind niet.' 'Neen, bulderde de vader, 'ik heb gezwo ren, dat er geen meisjes onder mijn nako melingen mogen zijn. Reeds veel te lang heeft deze geleefd en ik moet mijn eed gestand doen.' Meteen hieuw hij Laras Ati haar voeten af tot aan de enkel. 'O, kind', snikte haar moeder, 'wat is dat rood daar aan je enkels?' 'Treur niet, lieve moeder, dat zijn de mooie robijnen enkel- ringen, die vader me van zijn reizen heeft meegebracht.' Weer zoefde de arit door de lucht en met een scherpe houw werden het kind de benen afgesneden tot aan de knieën. 'Laras Ati, mijn kind, wat is dat rood on der je knieën?' 'Dat moeder, zijn mijn mooie kniebanden uit verre landen!' 'Het zal nu spoedig afgelopen zijn met je gesnoef, ik heb nog kostbaarder geschen ken voor je meegenomen', riep de vader rood van toorn. Nu hief de vader zijn wa pen weer op en hieuw zijn dochter haar benen af tot aan de romp. 'Wat zeg je daar nu van. Vind je dit nog zo mooi?' 'Oh, Goesti Allah, ontferm u over mijn kind', kreet de vertwijfelde moeder. 'Moe der, treur toch niet! Moet ik vader niet dankbaar zijn voor het mooie kanten broekje dat hij me geeft?' De vader hief een woest geschreeuw aan. 'Nu zul je hier voor moeten bedanken!' en na deze woor den sneed hij Laras Ati de beide handen af tot aan de pols. En weer huilde de moe der: 'Kind lief, wat is dat rood aan je polsen?' 'Dat zijn de bloedkoralen armbanden, vaders geschenk voor mij!' 'Ik zal je leren mij langer te honen,' riep de vader schuimbekkend van woe de. 'Nu is het ook afgelo pen met je, ik zal je de hals afsnijden!' brulde de vader en hij voegde meteen de daad bij het woord. 'Kind van mijn hart, boen- ga hati, wat is dat rood om je hals?', weende de moeder en ze knielde neer bij het hoofd van haar dochter. En nog weer klonken de woorden zacht en troostend uit de bleke mond: 'Moeder, dat is het kostbaarste geschenk dat ik gekregen heb, een hals snoer van de allermooiste robijnen.' Bij het horen van deze woorden, schreeuwde de moeder: 'Moordenaar van uw eigen doch ter, dood mij nu ook maar, zonder mijn kind is het leven mij niets waard!' Toen stortte ze bewusteloos ter aarde. De vader gaf toen last om het vlees en de beenderen van Laras Ati bijeen te zamelen en ze de hond te geven, waarna hij zich klaar maakte om weer op reis te gaan. De dienaren hadden echter diep medelij den met de arme moeder. Ze waren nim mer van plan de onmeedogende vader te gehoorzamen. Ze raapten alles bij elkaar en gaven de hond wat kalfsvlees te eten. Zich hiervan onbewust ging de koopman weer op weg. Toen de arme moeder weer bij bewustzijn was gekomen, weende ze erbarmelijk, maar de dienaren vertelden haar, dat ze de overblijfselen van Laras Ati begraven had den onder de grote eenzame waringinboom in het nabije bos. Moei zaam strompelde de wanhopige moeder erheen en toen ze het verse graf zag, stort te ze bittere tranen. Maar daar klonk opeens een stem, die uit de diepte van het graf scheen te komen: 'Moederlief, treur niet langer, eens zal ik weer bij u terugkomen en die tijd zal niet zo veraf liggen. Nü heb ik het hier goed. Het enige wat ik mis, is mijn speelgoed. Leg het op mijn graf, opdat ik ermee kan spelen.' Die wens van Laras Ati werd ver vuld en toen de moeder de gouden pop, de zijden slendang, de gekleurde pajong en de kleine zilveren gendi op het graf van 42ste jaargang nummer 2 augustus 1997 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 27