Indonesische kalender 1998
moessQn
haar dochtertje legde, bad zij: 'Oh Goesti
Allah, gij zijt almachtig, die over mensen
en dieren beschikt. Gij weet alles en ziet
alles. Ik smeek u, straf de wrede vader
voor zijn onmenselijke daad. Moge de
golven hem verslinden en de zee hem op
nemen in zijn peilloze diepten. En Goesti
Allah vervulde de wens van de door smart
uitzinnige vrouw. De winden brachten
haar vervloeking over en hem geschieddde
wat zij verlangde.
In een verre streek woonde in die zelfde
tijd een jonge dappere prins, die wat meer
van de wereld wenste te zien. Hij ging
naar zijn vorstelijke vader, maakte eerbie
dig de sembah en gaf met gebogen hoofd
zijn wens te kennen. 'Ga, mijn zoon en
neem een vrouw mee terug uwer waardig,
opdat ik voor mijn dood mijn kleinkinde
ren nog moge zien', sprak de wijze koning,
die wist dat het verlangen om te reizen en
trekken, verdwijnen zou, als zijn zoon een
vrouw naar zijn hart gevonden had.
De prins kreeg zijn erfdeel en trok er op
uit, vergezeld van zijn trouwe dienaar, die
vreselijk doof was en de naam 'Si Toelie'
(de dove) had.
Op één van zijn reizen, kwam hij ook in
een groot bos, waar heel veel wild was.
Nadat de prins verscheidene vogels met
pijl en boog had neergeschoten, vleide hij
zich ter ruste onder een grote schaduw
rijke waringinboom. Hij beval Si Toelie de
vogels voor hem te bereiden.
Terwijl hij lag te rusten, hoorde hij een
lieflijk gezang alsof een moeder haar kind
in slaap suste. Hij richtte zich op en vroeg
zijn dienaar, terwijl hij verbaasd om zich
heen keek: 'Hoor je dat mooie gezang
ook?' Si Toelie zette grote ogen op, klopte
op zijn oren en schudde zijn hoofd; hij
hoorde natuurlijk niets.
'Kijk niet zo dwaas, ik vraag je nogmaals,
hoor je dat gezang niet?' Toen de dove
dienaar opnieuw het hoofd schudde, trok
zijn meester hem hardhandig aan de oren.
'Wat is er dan toch, meester', zei Si Toelie
angstig. 'Ga dieper het bos in en tracht te
weten te komen, wie zo mooi zingt!'
'O heer, dat durf ik niet. Stel je voor dat
het een geest is, ik zou het besterven van
schrik.'
'Doe onmiddellijk wat ik je bevolen heb',
zei de prins geërgerd.
Si Toelie stond aarzelend op en strompel
de moeizaam verder het bos in, om achter
het geheim te komen. Hij was echter nog
niet zo ver, toen hij terug moest keren,
aangezien het bos op dat gedeelte bijna
dichtgegroeid was. Toen hij door het
struikgewas trachtte te gluren, zag hij op
een tamelijk open plek een reusachtige
waringinboom staan. Bij zijn meester te
rug, werd hij niet vriendelijk ontvangen.
'Wie heeft je gezegd nü al terug te komen?
Weet je me soms al te zeggen van wie die
mooie stem is?'
'Neen meester, maar het is onmogelijk
verder door te dringen.'
'Ga onmiddellijk het bos in en kom niet
eerder terug voor je alles weet, anders kost
het jou je hoofd', zei de prins onvermurw
baar.
'O edele heer, het zal vast geen mens ge
weest zijn, die u gehoord heeft. Hoe zou
hier ooit een menselijk wezen kunnen wo
nen!', pleitte Si Toelie.
')e gaat het beslist onderzoeken, breng je
bendo (hakmes) mee om je een weg te
banen.' Trillend van angst ging de oude
dienaar weer op weg. Hij kapte zich moei
zaam een pad door het woeste struikge
was. Eindelijk kwam hij bij de grote wa
ringinboom. Daar zag hij in de schaduw
een meisje zitten, zo schoon als een bloem
uit het paradijs. Geen menselijk wezen
kon haar in schoonheid evenaren.
Sprakeloos bleef hij naar haar staren, maar
trachtte even later gauw weg te komen,
want hij vreesde, dat het aanschouwen
van een hemelse geest hem met blindheid
zou treffen.
Maar het meisje had hem reeds opgemerkt
en ze vroeg hem met lieflijke stem: 'Wie
zoekt ge in dit eenzame bos?' Si Toelie
kon geen woord uitbrengen en stamelde
tenslotte verschrikt: 'Sssètan?' (boze
geest). Het meisje lachte als met zilveren
klanken en schudde haar hoofd.
De oude dienaar dacht dat de profeet hem
zeker in verleiding poogde te brengen en
stamelde weer: 'Ge zijt zeker een pri of
een widodarie (een engel). Geen mense
lijk wezen kan hier zo diep in dit woeste
bos leven. Maar ik bid u, sla me niet met
blindheid, nu ik u heb mogen aanschou
wen.' Nog steeds lachend schudde het
meisje haar hoofd en begon haar gouden
pop weer in slaap te zingen.
Si Toelie haastte zich weer terug naar zijn
meester en viel bevend voor hem op de
grond. 'Heb je een gendroewo (een boze
vrouwelijke geest) gezien, Si Toelie, dat je
zo bleek bent?' spotte de prins.
'O, meester', klaagde de oude man. 'Ik ben
blind geworden of ik zal zeker blind wor
den.'
'Komaan oude gek, je hebt de weg terug
toch dadelijk kunnen vinden', hoonde de
jonge prins. 'Toch ben ik blind, meester,
want ik heb een widodarie gezien.'
'Kan ik haar dan ook zien of is het alleen
jou vergund. Gauw, wijs me de plaats aan,
oude ezel.'
'O heer, als uw leven u lief is, ga dan niet.
Het zou u ook uw ogen kunnen kosten'.
De prins stoorde zich echter niet aan de
woorden van zijn trouwe knecht, maar
ging zelf op onderzoek uit.
Toen hij het meisje zag, was hij een flauw
te nabij, want de pijl der liefde had zijn
hart doorboord. Hij vroeg haar eerbiedig
haar naam en toen ze hem antwoordde,
dronk hij haar woorden in als de zoetste
palmwijn.
'Ik ben Laras Ati, het kind van medelijden.
Neem me mee naar uw land en als we
kinderen verwekt hebben, zal mijn betove
ring verbroken zijn.'
Vol tedere zorg plaatste de prins haar op
zijn paard en bracht haar naar het paleis.
Si Toelie hielp haar verdwaasde moeder
naar het nieuwe land, waar ze zich ook in
het paleis vestigde.
De nacht dat Laras Ati een zoon geboren
werd, week de krankzinnigheid van haar
moeder en vele waren de gelukkige jaren
waarin ze nog leefden.
E.H. Neijendorff-Guittet
met pasardagen (wage, kliwon etc.)
Diverse afbeeldingen in kleur a 23,50 per stuk, incl. porto
Verzending buiten Nederland tegen meerprijs mogelijk!
ook verkrijgbaar mooie Indonesische Kerst- en Wenskaarten.
Ink: Inten Bidoeri, Koolzaaderf 19, 1112 jR Diemen,
tel. 020 - 690 99 45 (na 19.00 uur), fax 020 - 600 43 48
28