P. J.O. J.
Een jongenstehuis in Malang,
gelegen net over de spoorbaan
aan de achterzijde van de
Lavalette-kliniek.
Paatje en Maatje zwaaiden daar
de scepter gesteund door enkele
medewerkers, waarvan ik er één
nog van naam ken, omdat mijn
voornaam hetzelfde is: de heer
Rudolf.
P.I.O.J. had drie grote slaapzalen aan de
buitenzijde van het gebouw en een grote
eetzaal middenin. Elk slaapgedeelte had
een eigen mandikamer met grote bakken
water en veel gajongs (margarineblikken
die voorzien waren van een handgreep
zodat je het water kon scheppen en over je
hoofd kon gooien). Adoe het water dingin
loh, want soms ister ijsnja op het water,
maar wel dun. En als je in de ochtend bui
ten stond kaja in Holland in de winter jou
adem wordt rook.
Na het ontbijt was het buiten aantreden
om gezamenlijk naar school te gaan.
Ik zat op de Buringschool en via Tjelaket,
links de zusterschool en rechts de broeder
school, kwam je langs het ziekenhuis en
over de kali langs het centrum kwam je op
school.
Op school verkocht de vrouw van djaga
sekolah pisang-ketella goreng en ook gop-
lem. In Soerabaja heette het jemblem.
Geraspte pohong met klapper waar een
bal van werd gemaakt met in de bal goela
djawa en dan di goreng lekkèèèr weet je.
Van school gingen we op eigen gelegen
heid naar huis, maar wel rechtstreeks,
anders was je te laat voor het middageten.
Na het middageten verplicht rust en na
rust kregen we ons thee-uurtje en dan
kwam ons tuinuurtje. Veel jongens hadden
een tuin waar groenten werden gekweekt
en ook pisang, pohong en ketella rambat.
Die werden dan ook met zakgeld opge
kocht voor het tehuis. Hier heb ik ook
jonge rauwe pohong leren
eten, lekker zoet. In de tuinen
was veel ongedierte te vinden:
kadals, kikkers, slangen... Ular
keket daar kon je mee spelen,
want hij was niet giftig.
De tuinen grensden aan een
lager gelegen kleine kali.
Als het regende, kreeg je een
flinke stroming en omdat we
daar kleigrond hadden, werd
het ook spiegelglad. Wanneer
het regende bleven we lekker
buiten en speelden glijbaantje
en plonsden in de kali.
Er was ook een klein boerderij
tje bij, dat geloof ik gerund
werd door de heer Houweling.
Zijn naam klopt misschien
niet, maar hij droeg in elk ge
val een bril. We hadden, dacht
ik, vier koeien waarvan de
melk verkocht werd aan men
sen van buiten. Ook hielden
we geiten, kippen en konijnen.
Er was ook een grote python
en die kreeg af en toe een
konijn te eten. Als we slangen
vingen, konden wij ze af
geven aan een instituut
die daar goed werk mee
deed.
Voor het gebouw lag een
voetbalveld en daar werd
geregeld gevoetbald.
Ook op de rampal koeion
had je veel voetbalvelden
en daar hebben we wel
eens wedstrijden gespeeld.
Ik ben er in 1995 goed
wezen rondneuzen, want
een kennis woont nu op
het erf van het tehuis en
alles is volgebouwd (be
kend ja). Rond het tehuis
is geen ruimte meer.
Heb nog geprobeerd bin
nen te komen, maar die
grote deuren werden niet
opengedaan.
Malang met zijn toko Oen,
hotel Splendid en de gedenknaald recht
tegenover het station, daar had je toen
nog vissen in zitten en nu droog.
Sudah al maar ja, ik krijg heimwee. Geluk
kig ga ik met mijn vrouw si totok kesasar
omdat zij zeg tegen mij als ik vraag waar
na toe, geef neks waar naar toe als maar
op lava. Straks ik vertel wat over J.W.I. in
Soerabaja Embong Malang (ister niet
meer).
Anak P.J.O.J. Ruud Zevenhoven
42ste jaargang nummer 2 augustus 1997
7