POIRRIÉ'S PERIKELEN Kraaien en mensen moessQn 0\J -;vr M N/^yv\wi *7\\ 'Wat in de weg zit, knip je er maar af, zei onze buurvrouw altijd als ik voor de zo veelste keer bezig was met het fatsoeneren van de wildernis die voor tuinafscheiding moest doorgaan. En als ik met een zere rug stond uit te rusten van het bladharken of vegen van ons platje, was 't steevast: 'Wat maken die bomen toch een rommel, hè? Maar als ik er niet meer ben, gaat alles er toch uit. Heb je er geen hinder meer van.' Dacht ik weieens bij mezelf: '[e hebt makkelijk praten, maar ik zit nu al jaren met de gebakken peren.' Die gebakken peren bestonden uit dorre takken en bladafval van een zevental knotsen van bomen en ongeveer het dub bele aantal struiken die zij in haar tuin had staan, en waarvan een groot gedeelte tot ver over onze tuin hing. Wijzelf had den en hebben slechts één hazelaar, zo'n boom met van die gedraaide takken. Aldus onschuldig veroordeeld tot onge veer 38 jaar dwangarbeid in de vorm van snoeien, bladharken, vegen en sjouwen met de groene container, kwam twee jaar geleden de bevrijding. Maar vrolijker werden we er niet van, want buurvrouw moest naar een verzorgingstehuis en dat gun je geen mens. Bovendien hebben wij altijd een heel goed contact met haar ge had. Nog steeds, trouwens. Toen zij eenmaal weg was, werd haar huis aan een jong stel toegewezen. Die twee bekeken het oerwoud even en klopten meteen aan bij de woningbouwvereniging en de afdeling Groen van de gemeente. Ze kregen hun zin en buurvrouw kreeg gelijk: alles ging eruit. Vrijheid blijheid, maar als gevolg van die kaalslag kregen we wel een heel erg ruime inkijk aan de ach terkant. Dus kwam er een schutting. Wat toen gebeurde, was iets waar we altijd al een beetje bang voor waren geweest: het verdwijnen van dat oerwoud ging gepaard aan het vertrek van onnoemelijk veel geve derd spul. Vroeger was het hier namelijk net een vogelreservaat. Van alles scharrelde of vloog hier rond. Weliswaar konden we nooit uitslapen vanwege het gekoer van bosduiven, maar dat werd ruimschoots vergoed door bijvoorbeeld de aanblik van vlaamse gaaien, roodborstjes of bonte spechten. Dat was dagelijkse kost. Zelfs wa ren we er aan gewend dat zo nu en dan een hevig gefladder en angstig gepiep aan kondigde dat een sperwer zijn slag had ge slagen. Dat is vrijwel allemaal verleden tijd. De enigen die totaal geen moeite hebben met de boomloze leegte, zijn de kraaien en een paar merels. Vooral kraaien deert het niet dat er geen fatsoenlijke boom is om in te schuilen. Als er maar een kerkto ren is, van waaruit ze op ons neer kunnen kijken. En die is er dus, hier vlakbij. Die kraaien zijn ook verschrikkelijk brutaal en hebben overal lak aan. Daar sta je soms versteld van. Zelfs voor Gijs zetten ze geen stapje terug. Als die rooie kater in de buurt komt van de voederplank die ik op de schutting heb getimmerd, loopt hij het risico gescalpeerd te worden. Dat doen de kraaien dan vanaf het dak, in scheervlucht en met het boos aardige gekras van een vlucht heksen. Als je Gijs een keer goed zat bent, moet je ook het gekras van een kraai nadoen. Zie je alleen maar een rooie streep en blijft hij de hele dag weg. De zelfbouw-voederplank is ook het do mein van de kraaien. Als daar wat kliekjes op liggen, komt er soms wat verdwaald klein grut op af, maar dat duurt maar even. Zodra de immer alerte kraaien in de gaten hebben dat er wat te snaaien valt, komen ze in zwermen naar beneden gedoken. Uit met de pret, voor die kleintjes. Het meest ergerlijke aan kraaien vind ik trouwens dat pedante, bijna menselijke loopje van hun. Rechtop, in de ganzenpas achter mekaar aan stappend en de eigenwijze koppen in cadans bewegend, zijn het net ja-knikkende doodgravers. Dat en hun kwaadaardige, a-sociale gedrag zal wel de reden zijn waarom kraaien en heksen al eeuwen goed met elkaar overweg kunnen; van het zelfde (zwarte) laken een pak. Lijkt wel familie. Ik ben er trouwens van overtuigd dat kraaien aan ons verwant zijn, of omgekeerd, anders konden ze niet rechtop lopen en waren ze niet zo gulzig. Let maar op hun eetgedrag, dan zul je zien dat ze hun snavels vaak zó vol stouwen dat ze koplastig worden en moeite hebben met opstijgen. Net als vorige keer: Nel had nasi koening gemaakt, maar omdat de koenir op was had ze kerrie gebruikt. Niet te vreten, dus kwam er nasi goreng-belazer en een kippepoot met lawaai-saus op tafel en verhuisde de nasi-koening-verkeerd naar de voederplank. Die kraaien hele maal hoteldebotel, ze vielen zowat over elkaar heen. Het was één zwarte massa. Met in het midden een grote, om zich heen meppende gedaante: de godfather, een abnormaal groot exemplaar met een dikke grijze nek en een snavel als een snoei- schaar. Die kraaien maakten een leven als een oordeel, maar ze hadden wel pech. Nel had namelijk per ongeluk kleefrijst gebruikt voor die nasi koening. Daardoor was het één kleffe massa geworden, kon je ijzer mee lijmen. Dat hebben die kraaien geweten. De eerste de beste vreetzak die met een volgestouwde snavel wilde weg vliegen, maakte meteen een halve rol en crashte op het dak van onze carport. Daar bleef hij minutenlang bezig om de boel uit te kotsen en zijn snavel aan het dak af te vegen. Maar tóch weer teruggaan en proberen om tussen de wriemelende lij ven van zijn soortgenoten door nog wat weg te pikken. Als het om fourageren gaat, zijn kraaien niet te stuiten. En al helemaal niet als ze een vetbol met van die zaadjes erin ont dekken. In de winter hangt er altijd zo'n ding in onze hazelaar. Nou zijn vetbollen gemakkelijk voor kleine vogels, die grijpen zich desnoods met een paar man tegelijk vast aan het netje van de bol en slaan dan gezellig aan het eten. Niks mis met zo'n vetbol, maar kraaien hebben er vanwege hun grotere formaat en gewicht wel moei te mee. Als die zich op een vetbol werpen, wordt het al gauw een lachwekkende ver toning. Daar kunnen ze zich dan vreselijk over opwinden. Net of ze zich schamen 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 24