en klonk het hoornsignaal, gevolgd door één minuut stilte. De vlag werd gehesen en het Wilhelmus werd ingezet door Het Trompetter Korps Bereden Wapens en het mannenkoor 'De Vereenigde Zangers'. Na een schuchter begin werd even later uit volle borst meegezongen. De kranslegging werd geopend door mi nister-president Kok en mevrouw Borst, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beiden gekleed in stemmig blauw. Daarna volgden de ambassadeurs van de Verenigde Staten, Groot Brittannië, Australië en Nieuw-Zeeland en een verte genwoordiging van de krijgsmacht. Toen de Inspecteur der Veteranen aantrad, klonk het eerste applaus, dat werd herhaald tot de laatste officiële kranslegger - de heer Ottow - zijn bloemenhulde bracht. Grote afwezige voor menigeen was de bur gemeester van Den Haag, de heer Deetman. Hij liet zich vervangen door de loco-bur gemeester. Wellicht dat de politieke cor rectie van de gemeenteraad inzake zijn 'niet vlaggen'-standpunt hem in zijn schulp heeft doen kruipen. Vervolgens gaven alle overige aanwezigen ieder op zijn of haar wijze in gebaar of in stilte vorm aan 'hun' herdenking. Bloemen, een moment van stilte, een korte buiging, een saluut. 'Ik was er. Voor jou, voor jullie.' Na afloop van het offi ciële gedeelte werd dui delijk dat de lapanse kardinaal Shirayanagi namens de lapanse katholieke kerk zijn eer betoon wilde bewijzen. De Stichting Herden king 15 augustus 1945 had zijn bezoek bewust één uur na het officiële gedeelte gepland om mogelijk emotionele reacties van aanwezigen uit te sluiten. De gevoelens van een handvol aanwezige belangstellenden waren dan ook heel ge mengd. Mevrouw H.G. van Zweden vindt het gebaar van Shirayanagi heel belang rijk: 'Het is een vorm van erkenning, met name voor de "troostmeisjes" en de kin deren van lapanse militairen. Zelf heb ik als kind in het kamp in Bandoeng en in het Adek-kamp in Batavia gezeten. Je voel de de angst wel, maar vertaalde die angst niet naar morgen, naar de toekomst. Mijn moeder en mijn oudere zus daarentegen hadden dat wel. Zij moesten voor de Japanners in de groententuinen werken.' De heer Leo Geleijnse beschouwt het bij na als een persoonlijke overwinning. Hij verbleef onder meer in het jongenskamp Bangkong in Semarang. In dat kamp is hij door een bewaker volledig in elkaar ge trapt. Hij was meer dood dan levend. Toch heeft hij het overleefd en nu wedij vert hij voor verzoening. Niet echter voor dat 'de claim is betaald. Eerst erkenning, daarna pas verzoening', aldus Geleijnse. 'Het gaat mij niet over het geld.' Hij heeft zijn claim bestemd voor de Japanse jeugd, om voorlichting te geven. 'Ze moeten we ten wat er zich in het verleden heeft afge speeld'. Geleijnse heeft een boek geschre ven (Trapsgewijs naar het hoogste) waarin hij onder meer zijn traumatische ervarin gen uit die tijd heeft vastgelegd. Het boek is ook in het Japans vertaald en destijds aangeboden aan kardinaal Shirayanagi die zeventig exemplaren heeft verspreid op scholen. Geleijnse meent dat hij zeker in vloed heeft gehad op de komst van de kar dinaal naar het Indisch Monument. Drie leden van de 'Bangkong Reünisten' zijn het desgevraagd over één ding eens: 'De handelingen en uitspraken van Gele ijnse zijn een éénmansactie. Hij vertegen woordigt daarin niet het standpunt van onze vereniging.' Dat ook de leden onderling van mening verschillen wordt duidelijk als ik hen naar hun persoonlijke opvatting over de 'actie' van Shirayanagi vraag. Leo Mahieu en Bob de la Rambelje: 'We waren toevallig in de buurt. Anders waren we niet eens gekomen. Het is een mooi streven, het toont moed en respect. In Japan zijn er nog teveel mensen die anders over die tijd denken. Maar we hebben er problemen mee dat die man juist vandaag - op 15 augustus - moet komen. Het eren van de doden mag, maar niet op deze dag. Die is van ons.' Paul Huizen heeft een andere mening. Voor hem had de kardinaal beter kunnen wegblijven. Hij vindt het onbenullig. 'Moedig? Ach, misschien wel. Maar de man heeft hier niets te zoeken. Zeker niet vandaag. Als ik dit vanavond op de tv zie, dan word ik giftig. Dan komt alles weer naar boven. Ik voel dat ik nu al weer kwaad word.' Shirayanagi is drie dagen in Nederland op uitnodiging van kardinaal Simonis. De Japanse katholieke kerk maakt nog niet één procent uit van de bevolking. Zijn gebaar zal daarom ook weinig effect sorte ren in Japan. Tijdens zijn verblijf heeft hij onder andere gesproken met de Stichting lapanse Ereschulden, de Stichting Sakura en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Als de 69-jarige kardinaal arriveert, zijn er meer veiligheidsmensen en mensen van de media op de been dan belangstellen den. Fotografen en camera-mensen strui kelen over elkaar heen als de zweterige, gedrongen figuur een kaars ontsteekt en wierook brandt. Geknield prevelt hij een gebed, om na een korte buiging te vertrek ken naar de perstent waar Pia Dijkstra van de NOS hem opwacht voor een interview. De uitnodiging om de kaars en de schaal met wierook in het midden van de bloe menzee te plaatsen, wijst hij af. 'Ik bid om het leed van de slachtoffers te verzachten,' zei Shirayanagi even later. 'Voor uw en mijn regering bestaan er geen proble men meer, maar die zijn er wel degelijk. Japan heeft in de Tweede We reldoorlog miljoenen slacht offers gemaakt, daarvoor dient zij ondubbelzinnig haar excuses aan te bieden.' Moed en respect, haat en ver driet. Het is moeilijk een me ning te hebben over een pijn die je niet kent, noch ooit hebt gevoeld. 'Moed is het enige wat ik in de vijand respecteer,' zei een oom - ijzervreter van het eerste uur - me ooit. In dat op zicht zou men voor Shirayanagi respect kunnen hebben. Respect, omdat zijn acties in eigen land worden doodge zwegen en zelfs weggehoond. Zijn keuze om op 15 augustus te komen, is minder diplomatiek. Door juist op een andere dag zijn eer te betonen, had hij meer respect getoond. Maar ook daar is moed voor nodig. De heer Mahieu van de Stichting Herden king 15 augustus 1945 slaakt een zucht van verlichting als het gezelschap is ver trokken. Hij is opgelucht dat de herden king zonder incidenten is verlopen. Riny Boeijen 42ste jaargang nummer 3 september 1997 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 27