Fairbridge Farm School
moessQn
noten, de meeste van hen
meisjes van tussen de vijf
tien en achttien jaar.
De Nederlandse kinderen
varieerden in leeftijd van
zeven tot veertien jaar.
De meesten hadden nog
geen of slechts enkele jaren
lagere school achter de rug
en moesten dus in ijltempo
worden bijgewerkt. De doel
stellingen waren dan ook
gericht op fysiek herstel ener
zijds (voeding, sport en
rust), en op het inhalen van
de schoolachterstand ander
zijds.
Het dagprogramma was
daarop ingesteld, 's Morgens
lessen, na de lunch verplicht
slapen (wat een opgave!) en
's middags sport en spel
(zwemmen, Gasti Voetbal,
hockey et cetera).
In de weekends kwamen de ouders op be
zoek of er werden excursies georganiseerd
zoals bush-wandeling (kangoeroes kijken),
een dag naar zee (Mandurah), of naar de
'King Karrie'-bossen bij Pemberton.
Naast de bekende lessen als Nederlands,
rekenen, geschiedenis et cetera, werd ook
praktisch Engels gedoceerd door een uit
sluitend Engelstalige leraar, mr Kirkpatrick
genaamd. Wie herinnert zich die lessen
niet, die met handen, voeten en aanwijzen
werden gegeven (This is a foot, this is
your head De lessen Engels kwamen
later in Nederland goed van pas op de
middelbare school, al was men niet inge
nomen met ons Australisch accent!
Voor de meesten was dit een onvergetelij
ke tijd waarin ongemerkt de nodige nor
male dagelijkse discipline weer werd aan
geleerd. Naast de noodzakelijke lesvakken
werd ook tijd in geruimd voor lessen in
vrije expressie, zoals toneel, dans en mu
ziek - uiteraard op vrijwillige basis.
Wie herinnert zich niet de theateruitvoe-
November 1945. Direct na de Japanse bezetting en middenin de
woelige bersiaptijd verhuisden vele Nederlands-Indische gezinnen
vanuit Java naar Australië. Je kon kiezen: öf Perth in West-Australië
öf Melbourne in Queensland.
Bij aankomst in Perth werden ze onderge
bracht in hotels, pensions en gastgezinnen
in de directe omgeving. De bedoeling was
dat zij daar weer op krachten konden ko
men na de ontberingen van de Japanse
bezetting.
De kamptijd had duidelijk zijn sporen
achtergelaten. De Nederlanders werden
herkend aan hun magere lichaam, de
slechte kleding, aan kinderen die te klein
voor hun leeftijd waren en aan kinderen
met 'kampmanieren'.
Met name die zogenaamde kampmanieren,
zoals het pakken wat je pakken kan (voor
al eten), bleken al gauw problemen met
de Australische gastheren op te leveren.
Die kampmanieren waren de aanleiding
om kinderen ter beschikking te stellen aan
het opvang- en opleidingscentrum voor
Australische wezen, de Fairbridge Farm
School. Dit instituut, gevestigd in Pinjarra,
zo'n honderd kilometer ten westen van
Perth, bood namelijk niet alleen de moge
lijkheid om de Nederlandse kinderen op
te vangen, maar kon ook dienen tot de
broodnodige heropvoeding en bijscholing.
Er werd een gecombineerd Nederlands-
Australische leiding aangesteld voor de
Fairbridge Farm School; de heer en me
vrouw Kollmann namens de Nederlandse
gemeenschap en mr en mrs Grant namens
de Australische. Nederlandse echtparen
werden aangetrokken om als leerkrachten
en begeleiders op te treden: Van den Bosch,
Rodrigo, Versteeg, Geerlings, Uljee, van Es
en Rombach zijn enkele namen die ik mij
herinner.
Het instituut bestond uit een gemeen
schappelijke eet- en
feestzaal waar onder
het toeziend oog van
de Nederlandse bege
leiding gegeten werd
en tafelmanieren op
nieuw werden bijge
bracht; een aantal
cottages waarin we
sliepen; een klein
schoolgebouw met
twee leslokalen (veel
lessen kregen we in
de openlucht); sport
velden; een zwembad
(dat wil zeggen: een
afgedamd deel van de rivier met daarin
veel bloedzuigers die overigens de pret
niet drukten) en de boerderij, waar mr
Goulder de scepter zwaaide.
Er waren nog een aantal Australische
weeskinderen die daar een opleiding ge-
32