Tanddeskundige in tempo doeloe ,o^OEL TE«o^ moessQn POT Giro 6685 Onlangs zag ik een foto in de krant van een tandarts in China, die bij een patiënt kwam met zijn draagbare trapboormachine. Beelden van vroeger, omstreeks 1935, kwamen mij voor de geest van Sawahloen- to, een mijnstadje aan Sumatra's Westkust. We hadden maar één ziekenhuis en één Europese dokter. Een tandarts was daar niet, wel een Chinese tandtechnicus met een diploma van een of andere school in China. Misschien kent u die winkeltjes wel waar zij hun praktijk uitoefenen. In de etalage liggen diverse gouden en zilveren gebitten met foto's van grijnzende en tevreden klanten. Binnen, op de wand, was een gekleurde plaat van een gebit in een doodskop met aller lei aanduidingen in Chinese tekens. Wanneer je dus tandpijn had, werd je voor de keus gesteld: zelf de losgeko men melktand loswriemelen met een hoop gekerm, totdat je de moed opbracht om de laatste hardnekkige verbinding met je kaak los te trekken, of naar de kliniek van het plaatselijke ziekenhuis gaan waar iedereen gratis behandeld werd - maar vraag niet hoe. De Sumatraanse mantri Si Aboet of de Chinees Tje King Wie stonden klaar om je tanden los te rukken, want plombe ren deden ze niet. Begeleid door de postbeambte Si Daimin die bij mijn vader op het telefoonkantoor werkte, liep ik al grienende aan zijn hand naar de polikliniek en kermde niet alleen van de kiespijn. Si Aboet stond namelijk bij de school jeugd bekend als de man die de aan je wond vastgekleefde pleister met een woes te ruk eraf trok, voordat je zelfs pelan- pelan (langzaam aan) kon mompelen. Hij was ook niet zuinig met de jodium- tinctuur om alle bacteriën in de wond te doden, en toen ik op een keer zei dat ik geen kininepillen kon slikken, haalde hij een glazen staaf, plaatste de pil op mijn tong en met de kundigheid van een bil- jartmeester mikte hij de pil in mijn keel gat. Van die tijd afheb ik pillen kunnen slikken, hoe groot en hoe bitter ze ook waren. Daarom hoopte ik dat als ik aan de beurt was Tjie King Wie me zou hel pen, die veel zachtaardiger was. Maar pech gehad, ik kreeg Si Aboet. 'Doedoek' (zitten), beval hij kort en bon dig en nadat hij de ravage in mijn mond bekeken had, maakte hij een keus uit drie soorten tangen die in een glazen kast la gen. Hij pikte de glimmende eruit, klemde de rotte kies ermee vast en na wat heen en weer wrikken, trok hij die met een forse ruk eruit. Een melktand die los zat, moest er ook aan geloven. De hele pijniging had nog geen vijf minu ten geduurd en na een flinke dot watten in mijn mond gepropt te hebben om het bloeden tegen te gaan, maakte hij zich klaar voor de volgende patiënt, zo te zien een trachoomgeval vanwege de betraande ogen en de lodderige blik. Mijn tante Non, de fröbelonderwijzeres, had niet het geld om de kostbare trip naar Padang te maken waar wel een tandarts was, honderd kilometer verderop. Ze be sloot de plaatselijke Chinese tandtechnicus thuis te laten komen. Hij kwam op de fiets met zijn trapboormachine op de bagage drager vastgebonden. Onze voorkamer leek hem de beste plaats om zijn praktijk uit te oefenen onder de nieuwsgierige en angstige blikken van de familieleden. Mijn tante moest zelf het spuugblikje vast houden, want hij had één hand nodig om haar mond open te houden, de ander om de boor te bedienen, één voet om met het pedaal het vliegwiel draaiende te houden en één om zijn evenwicht te bewaren. Het was dus niet meer dan billijk dat zij het blikje vast moest houden. Wonderlijk genoeg kreeg hij het voor elkaar zonder dat mijn tante gilde of in zwijm viel. Of ik Si Aboet dankbaar moest zijn voor wat hij allemaal voor mij gedaan of wat hij mij aangedaan heeft, weet ik niet. Wel heb ik zijn methode lang volgehouden om lelijke wonden te behandelen. Eerst wassen met Burowiwater, dan bruine Ichtiolzalf erop smeren om het vuil er uit te trekken, daarna gele Dermatolpoeder en eindigen met blauwe zalf om het goed te laten helen. Alleen dat met een ruk een pleister aftrekken, nee, daar was ik te klein zerig voor. En voor mijn tanden ben ik later nooit meer naar een kliniek gegaan, bang dat ik hem weer tegen zou komen. In Holland kwam ik echter de Hollandse Si Aboet tegen. Ik moest gesaneerd wor den zoals dat heet door de tandarts van het dorp. In vijftien minuten had hij der tien gaatjes geplombeerd en dichtgemet seld (waarom zou hij er langer over doen als hij per patiënt per jaar betaald werd?), waarna hij in keurig Nederlands mij een compliment maakte: 'Geweldig gebit hebt u, komt u maar over zes maanden weer terug.' Onderhand was al het bloed uit mijn ge laat verdwenen, de armleuningen had ik haast vermorzeld om de pijn te onder drukken toen hij met de boor wat al te dicht bij de zenuwen aan het manoeuvre ren was. En ik had één wens: dat Si Aboet hem zou saneren in de anno-1935-stijl, niet met een boor maar met die glimmen de tang waar hij altijd zo dol op was. Louis Pauselius Onze reserverekening voor moeilijke dagen! Moesson wil geen subsidie. Het wil voortbestaan alleen als u dat wilt. Met uw steun poekoelen wij teroes! Hieronder laten wij onder hartelijke dankzegging aan alle schenkers, de verantwoording volgen van de giften die zijn binnengekomen op de reserverekening van Moesson. Augustus 1997 D.P. Bosscha Erdbrink 25,50; W. Boverhof 100,-; mw II. Douwes Dekker-Grobbe 100,-; mw M.J. Frenks-Verhoef 100,-; mw N. Haller 2,37; B.K. Jacobs 100,- Jhr. Mr. J. v. Ryckevorsel 100,-; C.M.E. Verdooren 10,-; E. Werlemann 87,-. Totaal in augustus 624,87. 18 '<-> Hu

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 18