Toekang bolsak.
Kappers in Indonesië
In de Indische steden was hij een
gewone verschijning, de man die
langs de huizen ging om te vragen
of er misschien matrassen of kus
sens waren, die bijgevuld moesten
worden.
De meeste mensen hadden van die ijzeren
bedden met vier stijlen, waaraan de klam
boe was bevestigd, en met een dikke ma
tras gevuld met kapok, die op een rijtje
planken lag. Op den duur werd zo'n bol
sak natuurlijk plat van het liggen en min
der veerkrachtig, zodat je de planken kon
voelen.
De toekang bolsak nam die matras dan
mee naar buiten en zocht een plekje op,
waar hij de matras flink kon kloppen. De
zijkant werd hier en daar open gemaakt,
waarna er wat kapok kon worden bijge
vuld en het geheel weer netjes werd dicht
genaaid.
In sommige gevallen was de kapok al te
oud geworden, dan hielp het opkloppen
niet meer. De kapok was veranderd in min
of meer stevige brokjes, maar het gebeur
de ook wel, dat de kapok nog goed ge
noeg was.
In zo'n geval werd alles eruit gehaald en
opnieuw losgemaakt en opgeklopt, zodat
de kapok weer veerkrachtig was geworden.
De man deed dit werkje in een soort kooi
van kippengaas, die hij op het erf plaatste,
anders zou de kapok door de hele buurt
verspreid worden...
Onze buurman, de brigadier Kling, was
getrouwd met een Soendanese vrouw uit
Garoet. Zij zag er wel aardig uit en vaak
genoeg passeerde het stel ons huisje, wan
neer ze een wandeling gingen maken of
een bezoekje brachten aan Pasar Baroe,
niet ver van ons huis.
Kling was erg oppassend. Hij had van zijn
spaarcenten alle vereiste sieraden gekocht,
zodat zij, als de vrouw van een Belanda,
behoorlijk voor de dag kon komen; dus
een gelang, een ketting, oorknoppen en
kabajaspelden, alles van massief goud.
Maar het vrouwtje bleek een groot gebrek
te hebben.
Zij, die het haar hele jeugd arm had ge
had, kon nu niet tegen de weelde. Zij kon
niet met geld omgaan. Elke keer als Kling
zijn soldij aan haar afdroeg, moest het
grootste deel ervan meteen aan de Chi
nees van de P. en D. toko worden afgedra
gen wegens gemaakte schulden. Maar het
kwaad werd erger. Ze was zo los met geld,
dat ze sommige van haar sieraden naar
het pandhuis had moeten brengen om de
ergste schulden te kunnen voldoen. Maar
dan volgde weer de moeilijkheid om de
sieraden met de rente te 'lossen', enfin,
het was een hopeloos geval.
Kling had het natuurlijk gemerkt en pro
beerde van alles. Hij loste de sieraden en
hield die onder zijn eigen beheer. Ook gaf
hij haar dagelijks een klein bedrag aan
geld, voor de huishoudelijke zaken en ver
der legde hij elke maand een tientje opzij
voor mogelijke onvoorziene uitgaven. Dat
geld deed hij in een linnen zakje, dat hij
in een hoek van de bolsak verborg.
Op zekere dag kwam de toekang bolsak
langs. 'Toekang bolsak, Njonja!', riep hij.
Het vrouwtje riep hem binnen en liet hem
't Zal nu ongeveer tien jaar geleden ge
weest zijn. Wij waren in Yogyakarta voor
ons tweede bezoek aan mijn geboortestad.
Ik trok eens aan m'n haar, ja lang genoeg
om naar een kapper te gaan. Nu had ik al
gezien dat in de buurt van ons gasthuis
een salon was. Daarheen dus. Geen prijs
gevraagd, gewoon meteen gaan zitten.
'nDa tuan, kursi lain.'
M'n haar moest eerst gewassen worden.
Dus naar de ligstoel. Uitgebreid werd het
getjoetjied (in mijn herinnering werd ik
door twee schonen naar de knipstoel ge
dragen, maar dat zal ik wel gedroomd heb
ben). Keurig werd het haar gepottongd.
Niks geen electrische tondeuzes en derge
lijke. Nee, alleen de schaar en een ouder
wetse handtondeuze. Ik voelde me heer
lijk. Even afrekenen. 'Berapa?'
de bolsak naar buiten brengen voor een
opfrisbeurt. De man bleef een paar uurtjes
aan het werk en klopte dat het een lust
was, waarna de bolsak, als vernieuwd,
weer op zijn plaats werd gebracht. Een
rijksdaalder leek goed besteed.
Toen Kling thuis kwam van zijn dienst,
vertelde ze hem direct over de opgeknapte
bolsak. Kling was met stomheid geslagen.
Hij ging wel even kijken of er nog wat te
redden viel, maar zag meteen dat dit niet
het geval was.
Toen vertelde hij zijn vrouw over het zakje
met geld. Er zat een goede tachtig pop in.
De toekang bolsak zagen ze in die buurt
nooit meer...
D.A. Visker
'Lima ribu tuan.' Afgerekend. 'Trima kasih
banyak en selamat ja.'
Maar het was me toch te modern toege
gaan. Nee, vroeger had je die 'kapper on
der de boom', dat herinnerde ik me nog
goed. Maar waar vind je die in het moder
ne Yogya? Op de aloon-aloon? De volgen
de dag daar dus heen. Verdompet daar zat
er een. Hij had geen klandizie. 'Bisa po-
tong rambut?' De stakker klapte bijna te
gen de straat. 'Bisa pak'.
Ik ging zitten op het klapstoeltje. De tu-
kang rambut opende zijn koffertje en
begon. Alleen kam en schaar.
Iedere haar werd afzonderlijk bestudeerd
of hij er af moest of niet.
Ondertussen bekeek ik mezelf in het ka
potte spiegeltje dat op de een of andere
manier tegen de boom geplakt was.
Om ons heen groeide de kinderschaar.
Een hele club stond het werk te beoorde
len en zich af te vragen waarom die be
landa toch zijn haar liet knippen onder
een boom op de aloon-aloon. Na enige
tijd was het knippen gebeurd. Uiteraard
niet nadat m'n hele nek et cetera nog een
bedakbeurt had gekregen.
Nu had ik hier ook geen prijs afgesproken
en tijdens het knippen had ik me afge
vraagd 'hoeveel deze'? Ik was tot de con
clusie gekomen 'net zoveel als gisteren'.
Ik trok dus mijn portemonnaie en gaf de
man vijfduizend rupiah. 'Trima kasih
banyak pak'. 'Adu, adu', hoorde ik om mij
heen van de schare jeugd. En de kapper
zelf? Hij klapte z'n koffertje dicht, trok de
spiegel van de boom en smeerde hem.
Hij had genoeg verdiend voor de dag.
Wat heerlijk om zo te kunnen leven.
Ab Oldhoff
42ste jaargang nummer 4 oktober 1997
33