De maanraket moess©n Ik had Goes, zijn volle naam was Gustaf von Dunderhausen, al lange tijd niet opgezocht en ik was benieuwd of hij weer bezig was met één of ander experiment of uitvinding. Een jaar geleden had hij van bamboe en tali ramé een brug geconstrueerd over de brede sloot achter zijn huis. Hij garan deerde dat zelfs een auto veilig de over kant zou bereiken. Of Tjoh en ik dat wil den uitproberen? Voorzichtig liepen wij één voor één over de brug en wonderbaar lijk genoeg, ondanks dat de brug flink kraakte, zakte die niet in elkaar. Toen moesten wij van Goes met de fiets over de brug en dat bleek fataal te zijn. Met moei te trokken wij ons uit de stinksloot en we besloten nooit meer proefkonijn voor hem te spelen. 'Wat ben je nu weer aan het doen?' vroeg ik benieuwd toen ik de stellage met een kogelachtig gevaarte erop in zijn achter tuin zag opgesteld. Goes zat diepzinnig, met een Chinees telraam in zijn rechter hand, een tekening te bestuderen. 'Dat is mijn maanraket' zei hij op dezelfde verze kerde toon, zoals Werner von Braun dat gezegd moet hebben. 'Wat?' riep ik uit, 'je denkt toch niet dat zo'n simpel geval de lucht ingaat, laat staan de maan zal berei ken?' 'Luister Pè,' zei hij met een trilling in zijn stem die een diepe emotie kenbaar maakte, 'jij gelooft werkelijk dat die Amerikaanse astronauten op de maan zijn geland?' 'Jazeker, ik heb het toch op tv ge zien?' 'Nah, itu,' zei Goes met een grijns, 'op tv kan alles, net als in de fillem. Geloof mij, wij zijn allemaal belazerd. Denk nu goed na, eerst die geleerden zeggen ister veel stof op de maan. Mana stofnja? Alleen een beetje. Als een vliegtuig wil landen, moet met vliegtoren, moet met radar, moet op passen, anders kebatjot en je donder in de alang-alang. Deze astronauten, ze landen zo soepel net als Flash Gordon. Ze stap pen uit zonder hullep, hun pak bilangnja kan tegen zon en kou. Tjoba jij loop in de tropenzon met zo'n pak, je wordt gekook als een mata sapi, en als het sneeuw je bevries zonder verwarming. Waar of niet?' 'Ja maar... ze zijn terug gekomen met een stukje rots van de maan om te bewijzen dat ze daar geweest zijn', zei ik niet al te overtuigend na zijn redenatie. 'Masa, je geef een biljoen dollar uit om een kali steen van de maan te halen. Mijn raket is goedkoop, gemaak van super bamboe- betung. Die stalen pijp is mijn eerste fase raketmotor, volgens principe van de mer- tjon bumbung. Voor tweede fase ik ge bruik drie andere buizen die gelajen wor den met die grote mertjon die ik bij Liem heb besteld. En als de zwaartekrach al weh dan heb je grote doeng-tor vuurpijlen om verder te gaan.' Ik was onder de indruk van zijn pyrotech- nische kennis en de wijze waarop hij deze voortstuwingsproblemen had uitgewerkt. 'Ga je mee?' vroeg hij terloops. 'Mee?' vroeg ik onthutst. 'Er is plaats voor twee, maar als je niet wil, hoef niet. Ik vraag jou eerst omdat je mijn beste sobat ben, anders Tjoh gaat mee. Wel, ja of nee?' Ik kon niet weigeren, anders zou ik hem als mijn sobat keras moeten afschrijven. 'OK, wanneer gaan wij?' vroeg ik, hopend dat het nog jaren zou duren voor hij klaar was met zijn project. 'Eihenlijk overmor- hen, maar omdat malam Djumahat, wij gaan Zaterdah over twee dagen. Tegen die tijd ik heb de mertjon van Liem. Dat is nog het duurst van alles, groter dan die melkblikken van toen.' 'Zaterdag al?' vroeg ik angstig en begon aan rotsmoesjes te denken om van de belofte af te komen. 'Wacht even, wie steekt de lont aan als wij beiden gaan?' 'Sinds Tjoh gaat niet mee, hij moet de sumbu aansteken. Dat moet precies getimed worden. De sumbu van de mertjon is één meter lang. Hij steek eerst de sumbu aan, en dan hij moet de mer tjon bumbung tot ontploffing brengen. Als wij al vijftig meter in de luch zijn, de mertjon ontplof in die andere stalen pij pen en dan is het op naar de maan.' Hij had aan alles gedacht, er was geen ontkomen aan. Nou ja, dacht ik, we gaan toch niet de lucht in, vooruit dan maar. Eindelijk was het zover. Ik had twee dagen geen oog dicht gedaan en hoopte op een maansverduistering. We vertrokken na tuurlijk 's avonds volgens Goes' reisplan, want overdag kon je de maan moeilijk vinden, was Goes' logica. Na de laatste instructies aan Tjoh gegeven te hebben, die daar volgens mij niet al te zelfverze kerd met een brandende upet in zijn hand gereed stond, stapten wij in en namen plaats in twee rotan stoelen. Het deurtje werd goed gesloten met een stalen bout en een moer. Met kloppend hart wachtte ik achterovergeleund op het sein dat Goes zou geven, zodra de maan in het plexiruit- je voor ons te zien was. Met zijn kompi- schoen bonsde hij tegen de wand om af te tellen: 'Drie, twee, één, nul!' Een doffe knal gevolgd door zwaardere ontploffingen deed de raket schudden op zijn stellage. Alles werd zwart voor mijn ogen, wat waarschijnlijk veroorzaakt werd door de vaart waarmee wij het luchtruim ingeschoten werden. Ik hoorde Goes vaag in de verte juichen, maar daarna hoorde ik hem stamelen: 'Ister iets fout met die mertjon?' 'Goes!' gilde ik wanhopig, 'ik dacht dat je alles wist van mertjon. Wat nu?' 'Hij komt bij,' hoorde ik een vreemde stem zeggen, 'hopelijk alleen een lichte hersenschudding. Laat ze maar goed rust houden. Tjoh als je mij nodig hebt, dan bel je maar.' Voorzichtig maakte ik mijn ogen open na dat de donkere waas langzaam was wegge trokken. Naast mij zag ik Goes liggen met een verband om zijn hoofd. Tjoh zat op een stoel met gesloten ogen een rozen krans te prevelen, terwijl hij af en toe in onze richting gluurde om te zien of zijn weesgegroetjes het gewenste resultaat zou den opleveren. 'Tjoh', mompelde ik, 'waar zijn wij eigen lijk?' Hij hield op met bidden toen hij mijn stem hoorde. 'In ziekenhuis. Wah gelukkig jullie leven noh. Die sumbu van die mertjon brand te vluh, en toen doe- oorrr, die raket knal uit elkaar.' Ik zag de maan door het venster voorbij schuiven en het mannetje in de maan lachte mij vriendelijk toe. Ik glimlachte terug. Stel eens voor dat we de lucht in waren geschoten. Ik durfde er niet aan te denken hoe fataal dat voor ons beiden geweest kon zijn. Wij hadden het vrij goed overleefd, maar dit zou de laatste keer zijn dat ik mij door hem liet gebruiken voor zijn proefnemin gen. Louis Pauselius 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 14