(T OPUWGE/ONDHEID hu Patiënten moessQn door J.A. Stolk, huisarts De dokter mag en kan niets vertellen over het wel en wee, over het hoe en waarom van zijn patiënten. Machtig interessant wellicht voor derden, maar het gaat derden niets aan. Beroepsgeheim? Laten we het daar maar op houden. Carl Jung was de psycholoog en filosoof van formaat rond de tijd van de eeuwwis seling. Het was de tijd dat het Victoriaanse denken zich ontwikkelde tot een wat min der star en verstard denkpatroon. Een fik se ruzie met zijn tijdgenoot, leermeester en collega Sigmund Freud kon niet uitblij ven. 'Der Sigmund' wist het en had het. Het gelijk! Sigmunds gelijk was onaantast baar. Boeken en publicaties over zijn spe cialismen volgden elkaar snel op. Sigmund kon toen ook vrij van alles en nog wat over zijn patiënten vertellen. Boeiende materie. Vooral in die tijd. Men sen tot in het diepste van hun ziel ontleed en meestal uit de verhalen goed herken baar. Dit ondanks het feit, dat hij schreef over de melancholische Barones K. of de zeer agressieve Freiherr von Z. Allemaal onzin vond Carl lung. Niet alleen dat quasie verhullende van Frau X of Herr Y, maar ook de theoriën die daarbij werden verkondigd en waarover was gepubliceerd. Ruzie dus tussen de grootmachten. Freud dreigde lung dat hij moest ophouden met zijn kritiek. Deed hij dat niet, dan zou hij worden vervolgd voor het schenden van het beroepsgeheim. Carl lung noemde man en paard in de casuistiek die hij publiceerde. Zijn ideeën en theoriën, die hij als gevolg van en bij die casuistiek ontwikkelde, waren zeker anders. Ze werden minder bedreigend ge vonden dan de wetenschappelijke publi- katies van Freud, die soms op donderpre ken leken. lung was een meester in het vertellen en conclusies trekken in metaforen. Antwoord op lob het boek, dat hij op tweeënzeventig jarige leeftijd schreef, is daar een voor beeld van. 'Doe maar', of zoiets moet lung hebben geantwoord, 'alles is verzonnen.' De na men en de casuistiek. Het verduidelijkt wel mijn ideeën en theoriën en die zullen in de praktijk hun waarde en waarheid bewijzen. Zo is dat gebleven, tot de dag van vandaag. In deze tijd, zo stelde Carl Jung het toen en het is tot heden nog zo, schijnt de mens verdeelt in twee onverenigbare en onver zoenlijke helften. Het is psychologisch wetmatig dat indien men niet bewust is van de innerlijke emotie van het eigen gemoedsleven deze in het leven wordt er varen als noodlot en kan leiden tot onder gang. De metafoor over de kleine tijger die grootgebracht werd door geiten, is daar een voorbeeld van. Het tijgertje mekkerde als een geit en at gras. Totdat hij een grote tijger ontmoette, die hem zeer verbaasd bekeek. De tijger nam het tijgertje mee naar een rivier, zodat deze kon zien hoe hij eruit zag. Daarna kreeg het tijgertje een stuk rauw vlees en na de eerste lik liet hij de brul horen waar de geiten zo angstig voor waren. Hij wist nu wie hij was. Bijna een typisch Indisch probleem zou je zeggen. Het is een probleem waar patiënten mee kunnen worstelen. Levend en gezond sta je tussen anderen zoals jij in deze wereld en dan ineens maakt ziekte of een onge luk de wereld anders en verandert je leven. Hoe dan ook, je wilt niet herkend worden als patiënt. Zeker door jezelf niet en dan is er een probleem. De dokter, de verple ging, het hele scala aan welzijnszorg zijn de vijanden. Ze doen je pijn, ze weten het beter en ze snappen er eigenlijk niets van! Ziek zijn, chronisch ziek zijn, patiënt zijn en patiënt blijven is een vak, geloof dat maar. Wat je als patiënt zo snel mogelijk moet weten en begrijpen, is het feit dat jij die andere bent en anders bent. Ie begrijpt niets (meer) van dat gezonde tumult om je heen. De paradox is dat het zogenaam de begrip van de kant van de patiënt moet komen. Die wijsheid heb ik dertig jaar lang ver kondigd en ik weet dat ik gelijk heb, maar toen de rollen waren omgedraaid heb ik - heel eufemistisch tegen mijzelf gezegd - nou zeg... en nog wat erbij. Hulp, liefde en begrip van je omgeving, je naasten, je verzorgers is geweldig en een steun in de rug. Is de hulp plichtmatig en beroepsma tig, nou ja, ik weet niet zo zeker of ik dat zo erg vind. Soms bestaat bij mij de be hoefte om hardop te zeggen en liefst heel luid: 'Nou zeg... En dat kun je enkel en alleen zeggen tegen de laatstgenoemden. Een enkele keer ontmoet je mensen, die zeer sterk aanwezig kunnen zijn. Ze wor den bazig en overheersend genoemd. Heerszuchtige mensen, maar eenmaal in bed als patiënt veranderen zij in lastige, verwende en klagerige kleuters. Dat duurt een poos. Totdat ze leren en accepteren anders te zijn geworden: een mens afhan kelijk van anderen. De chirurg die ik heb gekend als een ou dere collega en als patiënt, was daar een schoolvoorbeeld van. Het ziekenhuisper soneel kon hem wel schieten. Respect was er wel voor zijn kennis en vaardigheid. Patiënten betekenden voor hem zieke mensen die hij beter moest maken. Dacht hij zijn werk te hebben gedaan, dan was voor hem de kous ook af. Het was een onaangenaam mens, totdat hij in bed be landde als patiënt. De verandering kwam na maanden, van de ene dag op de andere. Ik had een re cept voor hem uitgeschreven en reikte hem dat ter inzage aan. Dat was bijna ri tueel geworden. Altijd alles willen weten, ook dat hoorde bij hem. 'Nee, niet meer. Het is goed zo en maak je me dood dan is dat nog beter!' Dat was de laatste cynische opmerking die ik van hem gehoord heb. Een dik jaar later was hij er niet meer. In dat laatste jaar was hij een ander mens. Een zegen voor zijn gezin en ook voor hemzelf. Enkele decennia geleden, het zal de jaren vijftig zijn geweest, toen liep ik mijn eerste colleges in de kliniek voor het doctoraal examen. De hoogleraar-internist begon zijn eerste college met de opmerking: 'Wanneer u later iemand dood verklaart, zorg er dan desnoods voor dat de patiënt ook dood is. Het staat zo slordig wanneer later blijkt dat dat niet het geval is.' Die opmerking zei mij op dat moment niets. Maar door een voorval vele jaren later heb ik vaak aan die terloopse, lichte lijk cynische, opmerking van de professor moeten denken. In dit decennium voor de eeuwwisseling kan zo'n vergissing niet meer gebeuren. De monitor registreert bij twijfel elk klein beetje leven, elke harteklop, hoe zwak die ook mag zijn. In mijn praktijk had ik een hoogbejaard echtpaar. Heel lieve mensen en niet alleen om het feit dat ik met Pasen en de jaarwisseling een kolossale room taart van ze kreeg. Hardnekkig noemden 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 28