Japan). We zongen en maakten muziek. Inmiddels nam een aantal Japanse film technici ons op. Er werd ons een groot stuk zeep verstrekt dat na afloop van de opname weer werd ingenomen. Wij Nederlanders waren er trots op in ons midden te hebben twee grootmeesters in schaleen, Willem van Rhee en kolonel Struivenberg. Ik wist dat er in Shirakawa veel malaria heerste, die door muskieten wordt ver spreid. Toen ik op een avond in mei voor bij een barak liep, zaten er mensen in kor te mouwen. Ik zei dat dat gevaarlijk was, waarop zij zich in kleding met lange mou wen staken. Na een ziekte van zeven maanden stierf de majoor der militaire administratie, L. Elzinga. Bij zijn begrafenis werd de dienst geleid door dominee Bindeman. We zongen 'Abide with me'. Er waren heel wat zieken. Ook kregen wij sinds juni geen kranten meer van de Japanners. Er werd een anti-malaria campagne gevoerd in het kamp. Luitenant van Kregten weigerde schoenen aan te doen en werd tien dagen opgesloten in een klein hok, zonder stoel, huisraad, bed of ventilatie. Verlichting bij de latrines ontbrak. Kapitein ter zee Vromans viel op een nacht achter waarts en toen ging de grap in het rond: The Dutch Navy is taken to water again. Overste ('Kareltje') Drost plantte een tuin tje met sweet potatoes en had een goede oogst. Van jongsaf heb ik een zekere bekwaam heid gehad in het repareren van auto's. Door een paar gammele trucks van de Japanners in orde te maken, werd ik be loond met restanten eten, dat ik met enke le van mijn kampgenoten deelde. Jaloerse kampgenoten verspreidden het gerucht dat de Japanners allerlei rotzooi in deze resten gooiden. Tijdens het appel op 22 september zakte kolonel Postumus in elkaar en werd de volgende dag naast majoor Elzinga begraven. Ik weet niet of hij in Batavia herbegraven is. Plotseling bereikte ons het bericht dat wij zouden vertrekken naar een ander kamp. We moesten warme kleding meebrengen. Per suikertreintje werd om vier uur 's mor gens de reis aanvaard naar Keeling, waar wij om zes uur 's avonds aankwamen. Daar gingen wij aan boord van de Oryoko Maru. Onze verwachting, een mooie reis op dit schip te maken, werd niet vervuld. Wij moesten op het achterschip onze slaapplaatsen zoeken, zonder ventilatie. De Japanse commandant wenste ons bon voyage. In de haven werden wij gebombar deerd door de Amerikanen. We waren bang dat het schip geraakt zou worden, omdat we opgesloten zaten. De volgende dagen werden er weer aanvallen gedaan door Amerikaanse vliegtuigen. Een Ameri kaanse kolonel las in een krant, die hij van een Japanse schildwacht wist te be machtigen, dat Formosa aangevallen en gebombardeerd werd door maar liefst elf honderd vliegtuigen. Mantsjoerije Eindelijk, op de 22ste oktober, verlieten wij voorgoed Formosa, richting Modji in Japan. Uiteindelijk kwamen we in Beppu aan. Op het station kwam een lapanse groot-majoor ons vertellen dat hij in de Verenigde Staten had gestudeerd en er vier jaar had gewoond. In heel goed Engels kondigde hij aan dat wij met de andere generaals, die wij sinds Formosa niet meer gezien hadden, verenigd zouden worden. Hij betwijfelde of Duitsland het eind van het jaar zou halen. Een weelde was ook het warme badwater en wij genoten van brood en warme soep. 's Morgens reisden we per trein naar Nagasaki, vervolgens met de tram naar de haven en daar scheepten wij ons in op een veerboot. Die nacht sliepen wij in een hotel. De vol gende dag vervolgden wij onze reis naar Fusan in Zuid-Korea. De reis ging verder per trein, een goed verwarmde trein met buiten alleen ijsvlakten. Weer verder, op 13 november, staken we de Yaloe-rivier over, de grens tussen Korea en Mantsjoerije. In de trein werd ons wollen kleding verstrekt, overjassen die waren buitgemaakt op de Engelsen. Het was vreselijk koud. Op 14 november arriveerden we in het plaatsje Cheng Chia Tun, aan de rand van de Gobi-woestijn. Het nieuwe kamp heet te Hotenkamp. In de barak stond een enorme kachel van tweeënhalve meter hoog en een meter in doorsnee. De groep generaals is verder getrokken naar Moek- den. Hun zware bagage kregen zij veel later, waaruit intussen veel gestolen was. De bagage van de kolonels was met ons mee gegaan naar Cheng Chia Tun. Het vroor veertig graden. Het contact met deze hoge officieren was fantastisch. Voor al de gouverneur-generaal, Tjarda, was een op en top gentleman. We moesten bijvoor beeld zelf steenkool voor de kachel halen en kolonel Van der Steen was altijd bereid om dat te doen. Op 21 mei 1945 verlieten wij Cheng Chia Tun. Het was toch zo'n slecht kamp nog niet. Moekden was onze volgende bestem ming, en daar kwamen we dezelfde dag, Tweede Pinksterdag, aan. Het kamp lag twintig minuten lopen van het station. De wachten waren burgers in uniform. Zij werden door ons yardbirds genoemd. In de buurt van het kamp was een fabriek waar onderdelen voor vuurwapens werden gemaakt. We werden vaak geslagen, maar op 4 au gustus 1945 verdwenen alle Kempetai- militairen. De Japanse militairen die in de fabrieken werkten, werden vervangen door vrouwen en kinderen en Japanse officieren verhuisden uit de stad. We vermoedden al dat er iets op handen was, toen op 8 augustus het Russische leger Mantsjoerije binnen viel. 's Middags ging het luchtalarm aan in Moekden. Op 15 augustus kwamen de fabrieksarbei ders binnen stormen. 'The war is over', schreeuwden ze. De volgende dag ging niemand meer naar het werk. Om half vijf kwamen er vreemde officieren ons kamp binnen, gewapend met pistool. Ze bleken Russen te zijn. Generaal Ilgen werd geroe pen door de Japanse commandant en toen hij terug kwam, kregen wij te horen dat de oorlog afgelopen was. We huilden van blijdschap. Bevrijding Plotseling kregen wij drie Rode Kruis pak ketten. Enkele krijgsgevangenen aten zo veel dat ze ziek werden. Van de Ameri kaanse majoor De Lamas hoorden wij, dat op 8 en 9 augustus Nagasaki en Hiroshima met de grond gelijk waren gemaakt door atoombommen. Om half een 's nachts werd op het nieuws gemeld dat de Russen in Mantsjoerije nog steeds door de Japanners werden aange vallen, ondanks de wapenstilstand. Pas op 20 augustus werd deze nageleefd. De Amerikanen vierden op 18 augustus thanksgiving. Wij Nederlanders vierden ook vrolijk feest. Kolonel Kees de Quant maakte een Nederlandse vlag van oude lappen. Die dag werd besteed aan het dichtgooien van de loopgraven. Uit vreugde zongen we 'God save the King', het Wilhelmus en het moeilijke 'Star spangled banner'. Wij wer den toegesproken door een hoge officier van het Rode Leger, via een Amerikaanse tolk die in Rusland geboren was. Hij zei dat Rusland twaalf dagen geleden de oor log met Japan was aangegaan en na vijf tienhonderd mijl te hebben afgelegd, wa ren ze die dag in Moekden aangekomen. Een miljoen slaven, Chinese en Koreaanse mannen en jongens werden bevrijd. Hij beloofde zo spoedig mogelijk voor de afvoer van de krijgsgevangenen te zorgen. De Japanners stonden verslagen toe te kij ken en er waren er die huilden. Zij werden ontwapend. De Russische kapitein gaf ons de vrijheid te doen en te laten wat wij wil den, zodat wij veel te gemakkelijk tegen- 37 42ste jaargang nummer 5 november 1997

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 37