De voetbalmets van Ko-Get (Go-Ahead) Ik lopen wandelen eens een keer Op Bodjongweg zo heen en weer Ik lopen vrolijk mijn gevoel Hij was zo lekker, heus betoel, Ik lopen zo, zwar - zwier, Ik kijken ron nar dar nar hier Terwijl mijn wandelstok voor pret Ik laat maar sleep, slèret, slèret. Ik draaien deftig ron mijn kop Met achterop mijn strooien dop. Mijn boord omhoog met rode das, Ik draag Europese zwarte jas, In witte broek, met zoom zóveel, Mijn sokken groen, mijn schoenen geel. Die dag, het was al middag laat, Ister veel mensen op de straat. Ik zie maar auto's, deelmans daar, Al renteng, renteng aan elkaar. En dan nog dames, heren veel, En meisjes, wah, ik kijk maar scheel. Ie wordt werklijk binggoeng, heus, Wah, telkens parfum raak je neus. Ik kijk maar ron, ik kijk maar stil, Opeens, daar klink een ver gegil: 'He boeng, zeg sobat, si Endrik' Ik kijken om, ik zie, ik schrik, Mijn vriend, Si Tjoh, hij komen daar Hij spreken Frankrijk, zeg: 'Bonsoir.' Ik zeg: 'Loh Tjoh, hoe kom jij hier.' 'Ach zo maar, Endrik, voor plezier.' 'En jij gaat waar?'....'Ach zo maar Tjoh' Hij lach, mijn rug klepoh klepoh Hij met zijn hand 'jij klets, si Drik, Zeg, weet je wat, ga mee met ik...' 'Naar war?'...'Naar tieo, reuze man, die voetbalmets op Seteran, Jij weet nog niet, vanmiddag net Ister wedstrijd van Ko-Get.' 42ste jaargang nummer 5 november 1997 'Ko-Get' - Ik zeg: 'Nog nooit geweten Ko-Get, hoe moet je deze eten?' Dan Tjoh, hij lach: 'Terlaloe jij Koh, jij denk maar aan vreterij! Ko-Get, dat is ja club voetbal O, njang firrestklas, djempol! Nu, djangan pikir, ga met ik mee, Wah, dar ister veel ramé.' Nu, ik ga mee, ik denk kom-an, Ik wil wel zien die bal ballan. Wij komen aan op een kebon Ister veel mensen jang nonton Gaan door een pagger en ik zie Een ding kaja kandang sapie. Ik vragen: 'Tjoh, itoe apa?' 'Wah, dat is de tribuun, naman ja.' Ister veel dames, heren daar, Ze zitten kaja radja daar. Die dames dragen mooie dop Met boeloe boeloe op hun kop. En dan itoe, je weet nog niet, |e worden binggoeng als je ziet Die jonge meisjes, wah zo zoet Je worden warrem in je snoet, Ie worden rood, je worden bleek, Ie kijk mar stil, je kanniet spreek Pas wij gaan zitten, of 'toeriet' Daar klink een fluitje en ik ziet Een troepje slanke jongeluis In witte broek met zwarte truis Voorop daar ister lange vent Met benen amper zonder end. Si Tjoh, hij zeg: 'Itoe se-tjeriet' Wah, echte toekang sengketeit, Wanneer hij ren, hij antem gem Percies als Norton zonder rem. Dan, als nar binnen al die groep De club 'Eendracht maakt macht' in beeld. Enkele namen: Beer, Tenda, Van Pallandt en Hoogvliet. Reacties naar: de lieer P. Voskuil, Park Sparrendaal 116, 3971 ST Driebergen, tel. 0343 - 52 18 68. Dar komen aan een tweede groep. Van jongeluisjes fris en kloek ln witte bloes en roje broek. Ze lachen vrolijk nar tribien Als zij hun aanhangsel daar zien, En dan, als alles zijn aldaar Ze gaan posteren voor elkaar Totdat daar klink de fluit Toeriet-toeriet. Dan gaan opeens die lui mentiet De een, hij ren, van hier naar daar, Zijn benen roesoe, roesoe door elkaar. De ander weer zo strak zijn lijf Als ooievaar met poten stijf, Wah, daar is werklijk ramee, heus Je wordt gelie tot in je neus Wanneer je ziet zo dat gehol Je hart ook amper mee op hol Je wil ook mee, je moet dan zien Die luitjes daar op dat tribien Je moet dan horen dat gejoel Je worden heus gila betoel. Naast mij, daar zit een meisje, adoe Zo kwiek, ja, kaja kangoeroe Haar oog onstuimig, rood haar wang Zacht en mollig, kaja... kentang En steeds maar door, zij gillen luid En telkens zij djiwiet mijn kuit. Ik denken: 'Koh, terlaloe zeg Zo straks ik krijgen kuitenpeg!' Ik zeg zo daarom, van opzij: 'Pardon, die kuit hij is van mij, Als u maar knijp zo heel de mes Op laatst ik ben geheel kempès.' Zij kijk mij aan met schuine blik Mijn hart hij gaat 'krittik krittik'. Ik krijgen bijna hanevel. Zij lach zo lief, moeloet trembel, Ik kijken gauw maar weer vooruit Naar al die spelers, heel die kluit. Ze rennen daar maar zonder stop Als orong-orong in galop Opeens, een van die roje broek Hij val voorover - mah - gebloek Hij blijft maar stil, ik denk alvast Die vent hij zoek djangkrik in 't gras Maar toen hij opstaat, kassian Hij kan niet lopen haast, die man Hij is zo poessing, misselik Zijn snuit persies tokeh petih. 41

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1997 | | pagina 41