had ze niet voor geleerd, maar geneeskun de interesseerde haar. Bovendien zat de dichtstbijzijnde arts op een uur rijden (in een T-Fordje) bij ons vandaan. Het was dus maar goed dat zij die aanleg had. Er was een dokter in Malang die ze altijd mocht bellen als ze advies of aanwijzingen nodig had. Maar dat bellen ging niet zo gemakkelijk. Daarvoor moest je aan een slinger draaien aan de zijkant van het toestel. De luister hoorn hield je tegen je oor en de praat hoorn zat aan het apparaat vast. Als je had gedraaid, ging er op de centrale in het plaatsje Sempol de bel. De telefonist nam op en vroeg - natuurlijk in het Maleis: 'Met wie spreek ik?' En dan moesten wij zeggen: 'Sempol 7' en dan moest je vertellen met welk nummer je wilde spreken. Natuurlijk mocht zo'n uniek apparaat alleen door volwassenen gebruikt worden. Op onze onderneming was ook maar één toestel, dat bij ons op de besaran in de telefoonkamer hing. Tijdens een onbewaakt moment heeft mijn jongste zusje Emmy eens wat uitge haald. Nog geen vier jaar oud sleepte ze een stoel bij de telefoon, nam de hoorn van de haak en draaide aan de slinger. 'Ring!, ring!' op de centrale. 'Hier Sempol 7, mintah Sempol 8'. Gehoorzaam deed de telefonist wat van hem gevraagd werd en op Wonolopo, bij de familie Butter rinkelde de bel. Eén van de bedienden nam de telefoon aan. Emmy: 'Mag ik toean Butter aan de telefoon?' Maar die was ergens in de fabriek. Dus ging de ijverige bediende op een suk keldrafje naar de fabriek. 'Toean Butter, toean Butter, ada telpon, lekas!' Meneer Butter full speed naar huis en nog hijgend aan de telefoon: 'Ja, met Butter hier!' Toen hoorde hij een kinderstemmetje: 'Eén april!' en de verbinding werd verbroken. Wat voor toespraak de heer Butter toen al of niet tegen de telefoon heeft gehouden, is ons nooit verteld. op en toen maar wachten of de verbinding tot stand zou komen. Wij, kinderen, von den het allemaal heel spannend. Moeder was duidelijk zenuwachtig. In Holland zaten ze vrijwel zeker ook met natte hand jes te wachten op het grote moment. Ja hoor! De technicus had verbinding. Door het gekraak en geknerp heen kon den we stemmen horen. Nog wat laatste instructies en toen...: 'Spreekt u maar!' Tussen het gekraak en de atmosferische piep- en ruisgeluiden door hoorden we opa praten, oma snikken en onze tante Tine, die bij hen woonde, ook iets zeggen. En toen... waren de drie minuten om! Wat een sensatie, zomaar praten met de andere kant van de wereld. Over een andere speciale taak, die moeder op zich had genomen, heb ik het nog niet gehad. Moeder was namelijk ook onze schooljuffrouw. Omdat er maar een paar Nederlandse gezinnen op de onderneming woonden, was er geen school. Dus gaf moeder ons zelf les, met een schriftelijke onderwijsmethode. Dat was de Clercqs- methode, speciaal voor Nederlandse kin deren in het buitenland. Dat privéles krijgen gold in hoofdzaak voor mijn broer en mij hoewel onze oud ste zus, Jetty, stellig ook van moeder les heeft gehad. In 1933 was zij inmiddels naar Nederland gebracht door een kennis van onze ouders. Nu pas, sinds wij zelf kinderen hebben, beseffen we hoe moei lijk dat voor hen geweest moet zijn. Het opgroeien, de schoolresultaten, hun feestjes, verdrietjes, vrienden en vriendin nen. Al die dingen die ouders hier gewoon van dichtbij meemaken, moesten de ou ders in Indië via brieven te weten komen en dan ook nog na ongeveer een maand. Zolang deed de post er over. Maar goed. Wij - mijn broer Wim en ik - zaten dus bij juffrouw 'Moeder' in de klas. Wel hebben we begrepen dat onze ouders en de familie Butter er naderhand smake lijk om hebben gelachen. De onderneming, waar wij kinderen de meeste herinneringen aan hebben, was Bandoeroto, ten zuiden van Malang. Daar zaten we vrij hoog in het Semeroe- gebergte, dus het was er niet zo kokend heet als in bijvoorbeeld Soerabaja. In de droge tijd gebeurde het daar herhaaldelijk dat het asfalt van de wegen kleverig werd en soms smolt. Daar hadden wij dus gelukkig geen last van. Wel zaten we een eind van de stad vandaan en tele communicatie was een schaars artikel. Ik herinner mij nog als de dag van gisteren dat wij een tele foongesprek hadden met onze opa en oma in Holland. Dat ging als volgt in z'n werk: eerst werd met een telefoonstudio in Malang een afspraak gemaakt. Toen moest met de familie in Hol land geregeld worden dat zij op het afgesproken uur - rekening houdend met het tijdverschil - ook in zo'n telefoon studio ergens in Nederland zouden zijn. Op de bewuste dag gingen wij, netjes aan gekleed, naar Malang. In de studio moes ten we aan een ronde tafel gaan zitten. In het midden van die tafel was een lange arm gemonteerd, waaraan de praathoorn zat. We kregen allemaal een hoofdtelefoon Eerst moeder, met bibberstemmetje, de zinnetjes die ze had opgeschreven. Maar oma, aan de andere kant, kon van de zenuwen geen woord uitbrengen. Keurig netjes, op het rijtje af, mochten we allemaal iets zeggen. Door de hoofdtele foons hoorden we wat aan de andere kant werd gezegd. 42ste jaargang nummer 7 januari 1998 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 17