Even in de Oost geweest triangle Tours Individuele reizen Sumatra, Java Het enige dialect dat ik ken, is het zoge naamde Indisch prratèn, een afgeleide vorm van het Petjoh. Wij bedienden ons er van in het zwembad en op de tennis baan en we voelden ons er uiterst senang bij. De taal was thuis en op school vol strekt verboden. We mochten onder geen beding verindischen, maar hou dat maar eens tegen, als je hele jeugd zich tussen twee vaderlanden afspeelt. Het geeft je een onverwoestbaar accent mee, dat vooral door de telefoon duidelijk te herkennen is. Hoe dan ook, ik herinner me een kostelijke middag bij een klasgenootje, op de suiker fabriek van haar vader, die daar admini strateur was. Ik kwam graag in dat gezin met vijf kinderen, waarvan de zusjes Dé en Vonny de jongsten waren en hun broers na schooltijd meteen in hun zwaar getembelde tjelana monjets doken, plin- ting in de zak, op zoek naar avontuur. Zo stond op een zaterdagmiddag de auto van de onderneming vóór school te wach ten, om ons naar de besaran te rijden. Ook voor ons gold: zo gauw mogelijk schoenen en schoolkleding uit en tjelana monjet aan. Voor deze middag stond het maken van nieuwe bikkelballen op het menu. Daarvoor hadden wij de grote rub berboom nodig die achter op het erf stond. Het procédé ging als volgt: in een tak werd een gleufje gekerfd en het sap dat er uit drupte, smeerden we met de vingers over het oppervlak van een paar pas geplukte bladeren. Dit droogde binnen enkele mi nuten tot een dun velletje op, waarna het er makkelijk afgetrokken kon worden en als een kluwentje opgerold kaja koesoetan otak. Je moest wel zorgen dat het ontstane bolletje zo glad mogelijk bleef. Bij de rubberboom aangekomen, bekeek ik eerst de mogelijkheden om er in te klauteren. 'Hoe toh, jij klim in die boom?' 'Adoe, bodoh jij! Jij siet die tak njang hroot? Springen, Pèh, dan hijssèn tehen stam; itoe dia.' Vonny deed voor hoe je in de boom moest komen. 'En dan noempang een beetje tot jij fin jouw lekkerste palèk.' In minder dan geen tijd zaten we alle drie op een lekkere plek, onzichtbaar voor el kaar, vanwege de dichte bladerkroon, maar wel in hoorbaar contact. 'Hoe sit jij, Non?' 'Wah, so choog, ik amper bingoeng sèh, fan uitsih-nja.' 'Loh, kaja monjet irste kelas jij.' Na verloop van tijd: 'louw getah al droog, Toet?' 'Nie-iet, wahhen maar.' Om de tijd te doden zette Vonny een lied in: 'One day my prince will come...', ogen blikkelijk afgestraft door haar zuster: 'Niet foor jou, jij te fèt.' 'O! ja? Dan for jou geen stekjes teboe of katjang arab, ik heb meehenomen uit de dapoer.' 'Wah, sajang itoe, lus wel.' Even later probeerde Von ny een nieuw lied: 'Mai badan is ofer die oosjen...' 'Niet badan, tolol, tapi boddie; jij snap ook nul dese.' Ik hield het niet meer van het lachen, zag mijn body al ergens in de oceaan drijven. Maar Vonny was onverbe terlijk en haalde opnieuw uit: 'Ajoen, ajoen, ajoen, in de chooge klapperboom...' 'Karèèèèt! Dizze ister karetboom', weder om een zusterlijke correctie. Een beledigd gemompel was het antwoord: 'Ai nou, al- tijt so. Als ik sing, sij gheef commentaar. Nóóit hoet.' Na enige minuten een kreet: 'Aitsü' en een hevig geritsel boven ons. 'Wat toh?' 'Kassian, mijn bola, so prahtih litjin, hij donder naar beneê. Masah, ik verlang te njengen.' 'Ik lah me rot, jij ook altijt. Sèh Non.' Naar mij: 'Hoe toh met jou? Soedah al?' 'Hu-uh, ken wel, tjoekoep so. Ik ook ben- tji.' 'Okee, wij haan poelang. Tjoba, kokki heef lekkerstenijen. Mishien stroop soe- soe, mishien tjendol, mishien kwee kle- pon.' We lieten ons uit de boom zakken. 'Ajo, gurrels, wij haan wir netjes pratèn, als totok ja? Irst bajen en dan minoem thé bij Maatje.' Janet Loento Leerlingen van de IEWO-kleuterschool in Bandoeng, 1934. Wat een scliatjes, hè? 42ste jaargang nummer 8 februari 1998 11 Maleisië en Nieuw-Zeeland febr-maart Jakarta v.a. 1098,— maart 17 dagen Java 1699,- (lid SGR) telefoon/fax 073 - 532 15 60

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 11