perd. Je werd dus opgevoed in een sterke "thuiscultuur". Thuis was het Indisch, daarbuiten Hollands. Buitenshuis had je nauwelijks contact met Indische men sen. Vandaar dat samen zijn al een doel op zich is, maar het is bovendien nodig om je als tweede generatie van de eerste en grootste migrantengroep van Neder land te profileren. Het netwerk is daar een goede vorm voor.' Waarom is het nodig om je als grootste migrantengroep te laten horen Jim: 'Elke Indo levert een bijdrage aan de multi-culturele samenleving in Nederland. Om die bijdrage te optimaliseren hebben wij gebruik gemaakt van de "netwerk gedachte", die overigens niet meer of minder waard is dan bijvoorbeeld de "Pasar Malam-gedachte", die ook een be langrijke culturele bijdrage levert en mensen bij elkaar brengt.' Linda: Als tweede generatie ben je schat plichtig aan de eerste generatie. Daarnaast maak je onderdeel uit van de huidige Nederlandse cultuur. Van de mi gratie-ervaringen van de eerste en tweede generatie Indische Nederlanders kan de Nederlandse samenleving veel opsteken. De ervaring van de eerste generatie wordt al gebruikt. Dat zie je bijvoorbeeld bij de stichting Pelita waar ik zelf werkzaam ben. Maar ook de tweede generatie heeft een bagage die in leven en beroep kan worden aangewend.' Jim: 'Neem nu de integratie-gedachte, een actueel onderwerp in Nederland. Daarbij lijkt het of men opnieuw het wiel wil gaan uitvinden. Wij beschouwen onszelf als "ervaringsdeskundigen" op integratie- gebied. Wij denken daarom dat de aan wezige know-how binnen het netwerk en binnen onze doelgroep beroepsmatig kan worden ingezet. In die zin vervullen we de rol van intermediair.' Jim en Linda zijn beiden werkzaam in de zogenaamde zorgsector. Dat zij hun erva ringen beroepsmatig kunnen inzetten bij integratie- en migratieproblematiek, lijkt voor de hand liggend; een stelling die overeenkomsten vertoont met een van de onderdelen uit de lezing van Ellen Derksen tijdens de afgelopen Pasar Malam Besar over Indische mensen in de geestelijke gezondheidszorg ('De Indische naoorlogse generatie'). Daarin zegt Derksen onder meer dat uit onderzoek bij de drie RIAGG's (Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg) in Den Haag is gebleken dat Indische cliënten vaak niet als zodanig worden herkend en dat uitspraken verkeerd wor den begrepen. Een gevolg van de Indische manier van communiceren of een fou tieve uitleg van de 'codes', zoals Jim dat noemt. De vraag rijst echter of ook buiten de zorgsector de ervaringen van de Indi sche generaties kunnen worden ingezet. Jim: Absoluut. Kijk eens naar de tegen woordige manager. Veel topmanagers la ten zich inspireren door bijvoorbeeld Zen en andersoortig oosters gedachtengoed. Waarom zou onze rijke historie en levens ervaring niet als inspiratiebron kunnen dienen? We hebben alles in huis. Het bewustwordingsproces dat de leden van de werkgroep hebben vormgegeven, heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat we alle vijf van baan zijn veranderd. Het proces heeft herkenning opgeleverd. Daarmee lijkt mijn indruk bevestigd dat je maatschappelijk succesvol en/of hoog opgeleid moet zijn om tot de doelgroep van het Indisch Netwerk te behoren. Jim: 'Die discussie hebben we intern eer der gevoerd. Vanuit de netwerkgedachte proberen we mensen te benaderen op maatschappelijk relevante posities, die de belangen van de doelgroep zo goed moge lijk kunnen behartigen. Daarin zien we overigens al resultaten.' Linda: 'De belangstellenden selecteren zichzelf aan de hand van de thema's die we organiseren. Wat voor de een interes sant is, is voor de ander onbelangrijk. De interesse wordt niet bepaald door niveau in opleiding of maatschappelijke positie. Men voelt zich thuis bij het net werk of niet.' Jim de Vries heeft een Indische vader en een Hollandse moeder. Verscheidenheid speelt dus al vanaf zijn geboorte. Terwijl voor Indo's met Indische ouders duidelijk verschil bestond tussen de binnen- en de buitenwereld, liep Jim reeds binnen het gezin tegen afwijkende 'codes' op. In zijn lezing bij de oprichting van het Indisch Netwerk illustreert hij deze verschillen aan de hand van de begrippen haloes en kasar. Hij poneert zijn stelling op een 'Hollandse' manier: hard aangezet. Tege lijkertijd geeft hij aan dat er geen sprake is van 'goed' of 'fout'. Door een kasar - achtig gedrag hanteert hij een code die voor de Hollandse kant herkenbaar is, maar voor Indische begrippen not done. Jim: 'Met deze verscheidenheid werd ik binnenshuis dag en nacht geconfron teerd. Je deed het nooit goed of je deed het altijd goed, afhankelijk vanuit welke standpunt je het bekeek. Ook hier trouwens. We ontmoeten el kaar, ik geef je een stevige hand en kijk je recht in de ogen; de Hollandse manier. Daarmee kom ik ook aan een van de functies van het netwerk; bewustwording van het feit dat er twee culturen naast elkaar staan. De lezing heette niet voor niets: Kiezen zonder te verliezen.' Linda: 'Het netwerk streeft net als andere Lucky Oudkerk Pool en Mirjam Moll, twee Indische netwerkers 42ste jaargang - nummer 9 - maart I 998 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 31