De reis
Al spoedig lagen we op de open zee en was de kust steeds dun
ner en langer geworden. Mijn ouders hebben er toen héél lang
naar staan kijken, gearmd en dicht bij elkaar. De wind wapper
de om mijn vaders broekspijpen die hem veel te wijd waren.
Tja, ruim drieënhalf jaar interneringskamp, maakt je natuur
lijk wel wat mager.
De loodsboot ging terug en majestueus begon de Indrapoera
haar reis naar voor mij onbekende verten. De kustlijn werd
dunner en dunner en de grote deining nam bezit van het schip.
Ik had er geen last van en bleef op het dek waar het koel en
aangenaam was. Na enkele uren varen, begon het te schemeren.
Er waren geen insecten meer of vleermuizen en ook geen dieren
geluiden. Enkel het ruisen van de zee en het geluid van de mo
toren. De avond viel snel in met een prachtige zonsondergang
die tot op het laatste stipje boven de horizon te volgen was.
De volgende morgen waren we weer vroeg op. Gezamenlijk gin
gen we naar de eetzaal. De lange tafels werden steeds opnieuw
voorzien van de heerlijkste witte broodjes, jams en gekoelde
roomboter! Wat een luxe en wat een buikpijn. Aan die overdaad
waren onze nog zwakke magen en darmen natuurlijk nog niet
gewend.
Overdag vermaakten wij ons met allerlei spelletjes of met het
kijken naar scholen vliegende vissen, waarvan er soms eentje
verdwaald op het dek terecht kwam.
Na vele dagen varen, zo halverwege de reis, kregen we weer
land in zicht. We voeren de Golf van Aden binnen om daarna
via de Rode Zee het Suezkanaal te passeren naar de Middel
landse Zee. M'n vader vertelde veel interessante dingen over
dat kanaal.
Na zoveel dagen op zee, lui koesterend in de zon, was dit een
leuke onderbreking. We legden ergens aan, bij een kleine stad
waar gebunkerd werd. Daar kregen we ook warme kleding uit
gedeeld omdat we langzamerhand de koude gebieden naderden.
Veel meer dan wat dun goed hadden we niet. We hebben wel
vreselijk hard gelachen om die gekke jassen en mutsen.
Eenmaal in Middellandse Zee voeren we al snel langs Sicilië
met de Etna, die goed te zien was.
Mijn vader bereidde er ons al op voor, dat we over enkele dagen
door de Golf van Biskaje zouden varen, die bekend stond als
erg ruw en woelig! Nou, we kregen daar inderdaad erg zwaar
weer. Storm met flinke windstoten. Maar we vonden dat wel
leuk. Het schip dook stampend met de voorplecht steeds diep
in de torenhoge golven en dat dreunde dan door het hele schip.
Sommigen werden er bang van.
De rest van de reis was natuurlijk niet zo spectaculair meer.
We vonden het eigenlijk al kouder worden. Het was echter hartje
zomer; begin juni. Na zo'n vier weken varen was het zover.
Het einddoel kwam in zicht. We zouden binnenkort van boord
gaan. De motoren gingen langzamer draaien en ons nieuwe
thuisland lag voor ons. De loods kwam aan boord en leidde ons
zo de Nieuwe Waterweg op.
'Kijk', zei m'n vader voor de grap, 'daar staat het bord met
"Nieuwe Waterweg". "Pas geverfd" staat er op.'
Brabant
Mijn moeder was practischer en zei: 'Denk er om jongens: bij
elkaar blijven hè en je koffertje niet vergeten hoor!'
Op onze vraag of er soms familie op de kade stond te wachten,
zei zij: 'Dat weet ik niet, maar geef iedereen die aardig is, maar
een handje. En diegene die jullie in de armen neemt, geef je
maar een kusje op de wang.' Nou, de eerste de beste matroos
die mijn kleine broertje helpend in de armen nam, zag zich
beloond met een ferme zoen.
Er was geen familie, omdat het tijdstip van aankomst verkeerd
was doorgegeven. Bovendien werden wij direct na allerlei in
schrijvingen op transport gezet naar het plaatsje Doorn bij Zeist
van waaruit men opgehaald en ondergebracht kon worden bij
familie of kennissen. Mijn oudere broer en ik kwamen na enig
overleg terecht bij een oom en tante in het Brabantse Grave.
Daar hebben wij, weliswaar weer gescheiden van onze ouders
en broers, een aantal gelukkige jaren doorgebracht. Het was
vlak na de oorlog en alles was op de bon. Er was ook niet
zoveel te krijgen. Toen ik in juli tien jaar werd, kreeg ik van
mijn ouders een inktlap en een gekleurde houten penhouder
met zo'n glazen pennetje er in. Ik was er de koning te rijk mee.
Iedereen op school moest het even zien. Ik mocht er echter
niet mee schrijven in de Idas.
Die school, bij de fraters, was voor mij natuurlijk helemaal
nieuw, want ik was nog nooit op een school geweest! Om geen
achterstand te hebben, werd ik gelijk maar in de derde Idas ge
plaatst. Daar kreeg ik onder andere les van een aardige onder
wijzer die de keniendekop (konijnenkop) werd genoemd, vanwege
z'n hazentanden. Met eindeloos geduld heeft hij mij het lezen
en schrijven bijgebracht en de oh zo moeilijke staartdelingen.
Kerstmis 1946
De winter viel in. Op zekere morgen waren de plasjes bevroren
en hard. Thuis bij tante An was het de avond ervoor, bij het
naar bed gaan, al erg koud en 's morgens bij het wassen in de
koude keuken helemaal. Maar mijn broer en ik waren niet te
houden van nieuwsgierigheid.
Al spoedig stonden wij buiten op straat en konden onze ogen niet
geloven. Dat hadden we nog nooit gezien! Eenmaal op school
begon het 's middags te sneeuwen en dat vond ik helemaal te
gek. Ik kon er m'n ogen niet van afhouden. Ten slotte mocht ik
er van de meester de hele middag naar kijken, met mijn neus
plat tegen het raam. En de vlokken werden steeds groter.
Het werd december 1946, een van de strengste winters sinds
jaren. De Maas vroor dicht. De ijsschotsen dreven langzaam
voorbij en het werden er meer en meer. Toen de ijsschotsen op
elkaar schoven, was het kruien van ver te horen. Het was een
indrukwekkend schouwspel.
De sneeuw lag hoog op de straten. Het kraakte onder je schoe
nen en woei glinsterend in je ogen. De slee werd van zolder ge
haald. En je sleedde van de hoge wallekant van de nieuwe haven,
bij de gasfabriek. Je kon niet genoeg krijgen van de spelletjes in
de sneeuw, zoals de sneeuwbalgevechten. We maakten met de
buren ook een hele grote en mooie sneeuwman.
Kerstmis brak aan. In de kerk was een sobere, maar voor mij
zeer tot de verbeelding sprekende kerststal gemaakt. De kerst
boom thuis werd opgesierd met allerlei zelfgemaakte sterren en
glitterengeltjes en zo...en met een enkele glanzende bal die de
oorlog had overleefd. Een mooiere eerste Kerst kun je je als
kind niet wensen.
De witte Kerst Anno Domini 1946 blijft voor mij een onverge
telijke. De mooiste en ontroerendste, met zoveel indrukken
thuis, op school en in de kerk, dat het mij nooit meer ontno
men kan worden
35
42ste jaargang - nummer 9 - maart I 998