Gewoon Haags in drie musea
en het gemeentearchief
moessQn
In het kader van 750 jaar Den Haag is vanaf 22 april in drie
musea en in het gemeentearchief van Den Haag het project
Qewoon Haags te zien. Qewoon Haags gaat over de bijdrage
van migranten aan het Haagse stadsleven van de laatste
anderhalve eeuw.
Het gemeentearchief heeft een compu
terspel samengesteld, dat de groei van
de stad en de toenemende culturele va
riatie van zijn inwoners tot onderwerp
heeft en dat fungeert als een schakel
tussen de diverse tentoonstellingen.
Museum De Gevangenpoort, het Haags
Historisch Museum en het Volksbuurt
museum tonen vanaf 22 april de tast
bare sporen van nieuwkomers en hun
nakomelingen in Den Haag.
De informatie, het beeldmateriaal en
de voorwerpen komen niet alleen uit
de archieven, maar vooral van de be
trokkenen zelf. Zij vertelden openhartig
over het leven in hun nieuwe stad, lie
ten hun foto-albums zien en leenden
privé-bezittingen uit. Hun verhalen
gaan over de eerste Chinese en Indone
sische restaurants, Indische en Suri
naamse verenigingen en muziekgroepen,
tropische winkels en moskeeën. Daar
mee probeerden de eerstkomenden de
sfeer en cultuur van het land van her
komst te herscheppen voor de landge
noten die volgden. Gezamenlijk ver
rijkten zij de Haagse gemeenschap met
hun vaardigheden en vakmanschap.
Migranten in Den Haag
In het Haags Historisch Museum is de
schijnwerper gericht op 'Migranten uit
Indonesië en China, Suriname en de
Antillen'. Als regeringscentrum, diplo
maten- en handelsstad maakte Den
Haag al vroeg kennis met de vele ver
lofgangers uit Nederlands-Indië, met
bedienden en studenten, met Indische
mensen en Indonesiërs. Zo kwam Tole
Madna al in 1916 naar Den Haag, sa
men met zijn Indische moeder en zijn
Hollandse stiefvader. Zij kwa
men in het bezit van het
tweede Indonesische restau
rant in Den Haag, Waroeng
Djawa, op de Kortenaerkade.
Omdat zijn moeder niet aan
het klimaat kon wennen,
keerden Madna's ouders na
een paar jaar weer terug naar
Indië. Het restaurant ging over
in Hollandse handen, kreeg
een filiaal op het Gevers Dey-
nootplein in Scheveningen,
waarvan Madna 'mandoer'
werd. In die tijd was het nog
niet erg gebruikelijk om uit
eten te gaan en in Waroeng
Djawa schoof dan ook alleen
de bovenlaag aan tafel: verlof
gangers, hooggeplaatste amb
tenaren en beroemde artiesten
als Dulce Ellington.
Inmiddels was Madna getrouwd met
een Haagse, kreeg drie kinderen, waar
van Rob de jongste was. Na hun schei
ding bleef Rob bij zijn vader, die hem
vaak met zich meenam naar het res
taurant: 'Ik werd daar enorm verwend
door de tantes in de keuken. Zo'n be
zoekje was altijd een goudmijntje voor
mij. Ik kreeg vaak geld toegestopt en ze
vroegen altijd of ik iets wilde eten: elke
tante had haar eigen specialiteit.
Een van hen woonde bij ons in huis.
Ik lean me nog herinneren dat tijdens
vakanties, op momenten dat zowel
mijn vader als mijn baboe in Waroeng
Djawa moesten werken, ik thuis ach
terbleef met een grote wadjan vol met
nasi goreng. Daar kon ik de hele dag
mee vooruit.'
Soedi Mampir Boys
Madna's vader was een muziekliefheb
ber. Als hij vrij was, speelde hij piano
en viool, nam muziekles en ontving
ook veel muzikale vrienden thuis.
Van het pianospel van beroepsmusicus
Cees Schouten kon Rob geen genoeg
krijgen. Dat bracht hem ertoe om de
gitaar, waarop hij zijn eerste muziek
maakte, te verruilen voor de piano.
Het spelen leerde hij door veel naar
muziek te luisteren: 'Dat is een groot
DEN HAAG
LANGE HOUTSTRAAT A
TEL. 11 49 45
TEL. SS 95 00
SCHEVEMINGEN
OÊV.DEUNCOTPL a O
Tekst: Liane van der Linden. Haags Historisch Museum
Toen Jan Lavies in 1940 deze
ansicht tekende had Waroeng
Djawa al drie vestigingen
(Haags Gemeentearchief)
34