Pa Meditations from Florida Het is wel duidelijk dat pa een grote invloed heeft gehad op mijn broers en mij en later op zijn schoon- en klein kinderen. Pa maakte alles spannend. Hij kon vertellen als de beste en had een grenzeloos gevoel voor humor. Hij werd geboren in 1899 in Soerabaja en groeide daar op. Hij vergat Soeraba ja en de mensen uit zijn jeugd daar nooit en bracht velen van hen bij naam en toenaam tot leven in zijn dongèng- ans waarmee we opgroeiden en oud werden. Daar was de jongeman die met hem op catechisatie zat. Dat heerschap soesde geregeld weg onder de woorden van de dominee die hem even geregeld wekte met een vraag. Deze keer was het: 'Waar was Jezus geboren?' en pa fluis terde naar de soezer die wakker was ge schrokken: 'Hij vraagt waar je werkt', 's Lands Pakhuizen', kwam het ant woord. Dat vonden we toch wel zo prachtig en het bracht altijd grote hila riteit. En dan de twee jongelieden die wel van een Jan Doedel (drinken) hielden, zoals hij dat noemde en die niks meer te drinken hadden. De jongelui hadden verzonnen dat één van hen zogenaamd zou sterven en dan zouden alle kennis sen komen melèk (waken) en ze zou den wat meenemen om de nacht door te komen. Zo gezegd zo gedaan. Eén was dood, thuis opgebaard en al en de ander ging de kennissen langs om ze te verwittigen van het droeve gebeuren. 'En mensen, breng drank mee', zei hij ook nog. En daar kwamen ze met eten en flessen Bols. En elke keer kwam vriend A, vriend B influisteren hoeveel er al was en toen ze dachten dat ze genoeg hadden, stond de dode op. De wakers schrok ken zich dood en gingen er met zijn al len vandoor, waarop de twee vrienden begonnen te Jan Doedelen. Voor de waarheid van dit verhaal kan ik niet instaan, maar Pa zei: 'Eg hebeur'. Hij zong ons in slaap met Nina Bobo, zwaaide ons op zijn schouders hoog in de lucht en als hij verhit van de tuinen thuis kwam, deelde hij zijn ijskoude stroop met klapper met ons. Toen we wat ouder waren, hielp hij ons met ons huiswerk. Adoeh wat een ellende. Vooral ik was niet erg helder waar het op cijfertjes aankwam! het licht uit. Pa schudde dan wat met zijn hand en het licht ging weer aan. We zaten er naar te kijken in stomme verbazing en bewondering. Mijn moe der scheen helemaal niet onder de in druk, want die stond erbij te lachen totdat het lichtje voorgoed uitging en Pa van onder zijn ring een uitgeputte vuurvlieg vandaan haalde. Wij vonden het wel jammer dat het maar zoiets mondains was, maar we hadden er toch veel pret om, nog jaren later. We wilden ook altijd wel weten hoe Pa onze moeder had ontmoet. Weer zo'n prachtverhaal van twee vriendinnen waarvan één een dochter had en de an dere een zoon. En als Pa met zijn ver loofde uitging voor een autoritje moest zijn aanstaande schoonmoeder mee en dan reed hij met een vaart in een kuil in de weg, waarvan er veel schenen te Pa bracht me met veel geduld bij dat één procent van honderd betoel één was. Ik snapte er niks van en als het op procenten aankwam trok ik gewoon twee nullen af van het getal. Dat ging goed als het een mooi rond getal was, maar als niet... Pa zijn handen zaten nogal los! In elk geval kan ik vandaag de dag nog wel wat rekenen, mede dankzij Pa. Op een avond, we lagen al in bed, maakte Pa de klamboe open en zei: 'Kinderen, pappie heeft een speciale ring die eens in de week licht geeft, alleen op donderdagavond en dat is nu. Kijk.' En hij stak zijn hand uit en oh wonder, de ring met de groene steen die hij altijd droeg, gaf licht. Soms ging zijn in die goeie ouwe tijd. Schoonma vloog dan met haar hoofd tegen de kap en wou dus de volgende keer niet meer mee. Dit allemaal volgens mijn vader. Mijn moeder glimlachte altijd maar en wij kinderen geloofden elk woord. Mijn ouders kwamen naar Amerika toen Pa al in de zestig was. Hij was tuinemployé geweest in de suiker en was gewend honderden mensen naar zijn pijpen te laten dansen. Hier in Amerika pakte Pa van alles aan om zijn Amerikaanse A.O.W. te verdie nen. Eerst maakte hij scholen schoon, maar dat duurde niet lang, het was te ver om er goedkoop te komen. Pa kreeg een baan aan de universiteit, hij werk te in de bibliotheek en hoewel hij am- 19 Tekst: Juul Lentze 42ste jaargang - nummer I I - mei I 998

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 19