Keerzijden moessOn In Moesson van april 1994 verscheen van de hand van Patrick Wouters het artikel 'Sporen uit een verleden'. Een verhaal over confrontaties met het heden en het verle den. Het nu volgende verhaal gaat over vertrek, 'vooruit gang', geluk en onvrede. Ik vind het jammer om Surabaya na zes nachten te moeten verlaten. Ik heb me in deze stad thuis gevoeld. Mijn verbondenheid met Indonesië was vooral in deze stad voelbaar. In vergelijking met Jakarta viel de stad me honderd procent mee. Ondanks de hitte en de drukte vond ik Surabaya niet zo chaotisch en hectisch als de hoofdstad, die we maar al te graag ont vluchtten. Ik hoop niet dat Surabaya de kant van Jakarta op gaat. Maar Indonesië, dus ook Surabaya, groeit nog steeds. De (economische) ontwikkelingen gaan verder. De sawah's in de nabijheid van de wij ken waar mijn familie heeft gewoond, hebben plaatsgemaakt voor indus trieën, woningbouw en nieuwe kanto ren. De winkelcentra en andere grote, soms indrukwekkende gebouwen schieten als paddestoelen uit de grond. Op zoek naar het JWI-gebouw (Jongens wezen-inrichting), het weeshuis waar mijn vader heeft gezeten, kwam ik tot de ontdekking dat ook daar de afbraak in gang was gezet. Binnenkort zal op het terrein een nieuwe shoppingplaza verrijzen. Toch blijft Surabaya een her kenbare, karakteristieke stad die velen desondanks links laten liggen. Op station Gubeng wachten Carla en ik op de trein die ons naar Kali Baru zal brengen. We zijn van plan één nacht te verblijven op de plantage Margo Utomo, voordat we via Banyuwangi de oversteek naar Bali maken. Ik word aangesproken door een Engelse toerist die in zijn eentje drie maanden lang door Indonesië trekt. Hij is op weg naar Malang. Hij zegt me vooral te genieten van de kindness van de Indo nesische mensen en lijkt geen genoeg te krijgen van dit land. Als hij opstaat om zijn trein te halen, wordt zijn plaats ingenomen door een Indonesische man die zich hijgend beklaagt over de Indo nesische treinen. Hoofdschuddend, vraagt hij waar we vandaan komen. 'Negeri Belanda,' zeg ik. 'In Nederland rijden de treinen ten minste op tijd,' zegt hij, 'en ik kan het weten, want ik ben er geweest.' Als ik hem in het Engels vertel, dat het wel meevalt met onze treinen, springt hij zuchtend op om dezelfde trein te halen die ons naar Kali Baru zal brengen. We reizen bisnisklas, maar ik zie geen verschil met de ekonomiklas. Alles ziet er even versleten uit en de toiletten vinden we ook hier door de vliegen te volgen. 'Ke Mana?' vragen twee Indonesische dames die rechts van ons komen te zit ten. Eén van de dames zal Carla de he le reis onafgebroken blijven aankijken. We weten ons geen houding te geven, terwijl we toch op alle (onvermijdelijke) vragen antwoord hebben gegeven. Het landschap van Oost-Java schiet aan ons voorbij, terwijl ik geniet van een portie gado-gado, met een schuin oog op onze rugzakken die we op de bank tegenover ons hebben gestapeld. In 1992 logeerde ik ook al op deze plantage, maar aangekomen op het sta tion van Kali Baru ben ik mijn oriënta tie kwijt en besluiten we een dokar te nemen. Twee toeristen, met rugzakken en flightbacks is te zwaar voor het oude paard, dat nog net op zijn benen blijft staan als de wagen de lucht in zwiept. Onder hard gelach van de omstanders 24 Tekst: Patrick Wouters

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 24