Wie zegt mij dat ik Indisch ben?
Een gesprek met Harriët Bergsma en Marion Gerverdinck
over Indische identiteit en jongeren
moessOn
Harriët Bergsma en Marion Gerver
dinck zijn twee jonge Indische vrou
wen, van de na-oorlogse, tweede gene
ratie, die een theaterstuk hebben
geschreven over Indisch-zijn, vanuit
hun eigen beleven, maar ook op basis
van wat zij hebben gehoord uit verha
len van hun ouders en anderen die
Nederlands-Indië, de Japanse bezetting
en de periode daarna hebben meege
maakt. Met dit stuk, getiteld 'Ach
Indo...', dat zij zelf ook spelen, hebben
zij al op diverse plaatsen in het land
opgetreden.
'Ach Indo...' laat zien dat zelfs in jonge
Indo's, die Indië niet hebben meege
maakt, de koloniale maatschappij, de
oorlog en de bersiaptijd nog doorleven.
Harriët is een blanke Indische. Haar
vader is een Hollander, haar moeder is
Indisch. Haar ouders hebben elkaar na
de oorlog in Nederland leren kennen
en Harriët is in Nederland geboren.
De Indische achtergrond en sfeer over
heersten in het ouderlijk huis.
Harriët vertelt dat zij zolang als ze zich
kan herinneren, bewust was van deze
Indische achtergrond. Haar Indische
oma was er geregeld en er werd vaak
Indisch gekookt. Er was niet veel con
tact met de familie van haar vader.
Voor Harriët hebben haar moeder en
oma een heel belangrijke rol gespeeld
als identificatiepersonen. Zij wilde
worden zoals zij en stond vaak toe te
kijken wanneer zij kookten. Als enige
blanke in het gezin (op haar vader na)
kreeg ze geregeld van haar zusters te ho
ren dat ze een belanda was en er eigen
lijk niet bij hoorde. Daardoor kreeg het
Indisch-zijn voor haar extra betekenis.
Het was voor haar de drijfveer om iets
met haar Indische kant te doen, omdat
ze dacht: 'ik ben net zo goed Indisch'.
'Pas later,' zegt Harriët, 'ging ik merken
wat Indisch-zijn was en ik ben me er
toen pas bewust van geworden dat je
sommige reacties van mij Indisch leunt
noemen. Ik kan soms heel fel reageren
als iemand iets doet wat mij niet zint.
En dan ineens die felheid die mijn
moeder ook had. Ik denk dat dat met
Indisch-zijn te maken heeft, omdat je
toch altijd leert je aan te passen, je
houd je in tot het moment waarop je
dat niet meer kan en dan komt er een
voor iedereen onverwachte reactie.'
Bij Marion is de bewustwording van
haar Indisch-zijn anders verlopen.
Marion is wel in Indonesië geboren, in
Tjimahi, maar was een baby van twaalf
dagen toen zij in 1950 met haar ou
ders naar Nederland kwam. Haar beide
ouders zijn Indisch, met ook Armeense
en Chinese invloeden. De vader van
Marion was militair in het KNIL.
Na hun komst naar Nederland heeft
het gezin jaren in Harderwijk ge
woond. Daar heeft Marion in feite
haar jeugd doorgebracht. Zij dacht er
toen nooit over na dat zij een Indisch
meisje was. Dat was heel gewoon: in
Harderwijk woonden meer ex-Knillers
en op school zaten ook meer Indische
kinderen. Thuis werd vaak Indisch ge
geten en dat heeft zij nooit als bijzon
der ervaren. Van de Indische meisjes
bij haar op school was zij zich niet be
wust dat zij Indisch waren; haar vrien
dinnetjes waren allemaal Europees.
Toen zij zeventien was, verhuisde het
gezin naar Groningen.
'Daar ben ik voor het eerst nadrukke
lijk anders bekeken. Ik werd op straat
nageroepen en ze hebben mij altijd een
vreemdeling gevonden. Sindsdien heb
ik mij vaker anders gevoeld. Vreemd
en angstig misschien. Toen De stille
kracht van Louis Couperus voor de te
levisie zou worden gebracht, wilde ik
daarvoor auditie doen. Ik zat al op de
Academie voor Expressie en stuurde
een foto op. Ik dacht dat ik wel een rol
zou moeten krijgen, want ik deed die
toneelopleiding en was tenslotte Indisch.
Maar ik werd niet eens uitgenodigd en
eigenlijk werd ik toen al heel angstig
en ik werd me ervan bewust hoe wei
nig zelfvertrouwen ik had. In Geen ge
woon Indisch meisje van Marion Bloem
herkende ik veel van mezelf en vooral
toen ik Harriët leerde kennen begon ik
te beseffen dat ik toch wel een aparte
plaats in nam hier in Nederland.'
Harriët is nooit uitgescholden of nage
roepen. Voor haar was het Indische be
langrijk, juist omdat ze zich daarvan
buitengesloten voelde en ze vindt zich
zelf wel Indisch. Niet uiterlijk, maar in
haar gedrag is ze erg Indisch, zegt ze.
De manier waarop ze omgaat met
emoties, de wijze van communiceren:
niet direct, erg kijken naar anderen,
waar hebben ze wat aan, wat bespreek
je wel en wat niet. Het is voor Indische
mensen niet nodig dat alles wordt be
sproken.
'Bij mijn Hollandse vriendinnen wordt
alles opgevuld met woorden, terwijl je
bij mijn Indische familie ook gewoon
stil kan zijn. Dat je je altijd maar moet
verwoorden, een mening moet hebben
en duidelijk moet kunnen maken wat
je vindt of wat je voelt, daar heb ik in
het begin veel moeite mee gehad.
Ik heb met name tussen mijn acht
tiende en vierentwintigste problemen
gehad om me staande te houden in de
ze Nederlandse wereld, omdat ik het
moeilijk vond om mijn emoties te
tonen. Kwaadheid, dat gevoel kende ik
niet eens, dat is mij nooit geleerd en ik
denk dat dat de invloed is van mijn
Indische afkomst. Naarmate ik ouder
word, leer ik ook de Nederlandse codes
en weet ik dat je soms ook heel duide
lijk moet zijn.'
Maar Marion vindt dat Indo's helemaal
niet altijd vriendelijk zijn. 'Indo's kun
nen ook haten', zegt zij, 'en als ze dat
doen krijg je die strakke gezichtsuit
drukking en die zwijgzaamheid en
venijnigheid. Als Indo's willen winnen,
willen ze ook verschrikkelijk winnen
en dan gaat de ransel erover heen.
Met mijn vader heb ik wel gevochten,
ook letterlijk, maar als ik als volwasse
ne terugkijk, heb ik minder moeite
met mijn vader gehad - hij is overleden
- dan ik nu met mijn moeder heb.
Haar geslotenheid heeft iets van lijd
zaamheid, zo van: ze hebben mij dit
aangedaan. Dat vind ik iets Indisch
waar ik niet tegen kan.'
Marions vader is in de oorlog krijgsge
vangene geweest in Japan. Haar moe
der heeft niet in een kamp gezeten.
32
Tekst: Pim ten Hoorn