moessQn aardig opstel gemaakt over het reisver slag van Alfred Russel Wallace uit 1869: Het Maleise eilandenrijk. We moesten dat zo'n zes weken gele den inleveren en iedereen behalve ik zelf, heeft al lang het cijfer ontvangen. Vanmorgen ben ik dus op onze docent afgestapt om te vragen waarom het resultaat van mijn opstel nog niet be kend is. Van zijn antwoord ben ik nog al ondersteboven. Het duurde wel even voordat hij het me duidelijk maakte, maar uiteindelijk kwam hij er mee voor de dag. Het bleek dat het Engels dat ik gebruikt heb, uitstekend is. De formuleringen zijn goed, de gram matica zit prima in elkaar, de woord keus is gevarieerd en de spelling nage noeg foutloos. Ook de samenvatting van het reisverslag, de vergelijkingen met andere reisverslagen, en de opbouw van het betoog noemde hij uit stekend. Op grond daarvan mocht ik wel een acht verwachten. En eerlijk ge zegd rekende ik daar ook wel zo'n beet je op. Maar, en nu komt het, als ik de komende twee weken niets onder neem, krijg ik het terug met een vijf er op. Hij vindt dat wat Wallace geschre ven heeft over het kolonialisme en be schaving dc eer van Indonesia aantast en dus niet gepubliceerd zou mogen worden. Doe ik dat wel, dan zet ik mijn land te kijk en dus kan hij daar eigenlijk niet aan mee werken. En bo vendien, zo zei hij terloops, had ik ver geten om hem de hondere duizend rupiah die gebruikelijk, hoewel niet of ficieel, is voor zijn begeleiding van het essay te komen brengen. Ik ben er wer kelijk van ondersteboven.' Sri had zijn verhaal met grote belang stelling gevolgd en zich bedwongen om hem niet in de rede te vallen. Zij zelf had de opdracht van het essay uitge voerd zonder zich veel in te spannen. Het was een vlak stuk over reisverhalen van Engeland naar India geworden, waar je je wat Indonesië betreft geen buil aan kon vallen. Ze had thee ge dronken bij de docent thuis en bij het 'permissie-vragen' een envelop met daarin de honderd duizend rupiah ach tergelaten. Het was niet gebruikelijk daarvoor een ontvangstbewijs te vragen. En al na twee weken had ze te horen gekregen dat ze een zeven had gescoord. Maar ze zag in, in welk dilemma Santo was gebracht. In de eerste plaats vond Santo het natuurlijk onrechtvaardig dat een prima Engels essay een onvol doende zou krijgen om de inhoud van wat iemand in de vorige eeuw had ge schreven over het toenmalige Neder- lands-Indië. En daarnaast waren de 100 duizend rupiah die 'gevraagd' wer den, een enorme aanslag op het budget van haar studiegenoot. Het bijbaantje leverde vast niet veel op en Susanto had het hard nodig om maandelijks rond te kunnen komen. Ze probeerde hem wat op te beuren door te zeggen: 'Kun je het essay niet een beetje aanpassen. Er zijn vast een paar passages die er uit springen en waaraan hij zich lean ergeren. Dan laat je zien dat je naar hem geluisterd hebt en hoef je niet het hele stuk over te schrijven. En wat dat geld betreft, dat leun je wel van mij lenen. En je betaalt het maar terug, als het je uitkomt!' Ze gunde hem geen tijd om haar te antwoorden, klopte hem op de schou der en zei: 'En nu gaan we eerst ijs eten, bij Kios Gusman, want als je hier blijft zitten piekeren, word je er ook niet knapper op!' Verbluft liet Susanto zich meetronen door Sri Kartini, dat vrolijke meisje uit Bandung. Hij mocht haar graag, omdat ze in haar keuze van vrienden en vriendinnen niet naar af komst keek, of de hoogte van hun zak geld. Zo waren er maar weinig op Kampus Sepuluh te vinden, vond hij Ze liepen het binnenplein over, waar de looppaden inmiddels dwars door de bedoelde tuinaanleg hepen. De tuin die telkens mislukte, omdat niemand de discipline had om dagelijks de stekken van bloemen en planten te begieten. Tussen asrama C en het lage gebouw aan de voorkant, waar de kantine in gehuisvest was, liep een weggetje dat naar de hoofdpoort leidde. De poort stond overdag open, en ze groetten de twee studenten die piket-dienst hadden en in de schaduw van een grote parasol hadden plaatsgenomen. Zodra ze de poort uit waren, liepen ze naar rechts, terwijl het verkeer dat langzaamaan de middagspits vormde, aan hen voorbij raasde. Kios Gusman lag maar op een honderd meter afstand. Volgens de overlevering was de bewuste Gusman in de jaren zestig, direct nadat de eer ste bewoners Kampus Sepuluh waren gaan bevolken, er al neergestreken. Zijn zoon die de Kios nu dreef, had de naam maar niet veranderd, uit angst klandizie te verliezen aan een aantal kiosken van later datum. Kios Gusman was en bleef favoriet in de ogen van de meeste studenten, die zodoende de traditie in stand hielden. Het ijs was er voortreffelijk, ook deze middag en de koude lekkernij en het plezierige gezel schap van Sri Kartini, deden Susanto zijn gepieker voor even vergeten. Een paar dagen later werd Susanto bij de docent geroepen om nog eens over zijn essay te praten. De toon die de do cent tegen hem bezigde, was aanzien lijk aardiger geweest. Er werden een paar passages genoemd die hij beter weg kon laten, opdat het stuk ook voor niet-letterkundigen 'aangenaam lees baar' zou zijn. Het waren precies die passages geweest die authentiek waren voor het reisverhaal van Wallace, vond Susanto, maar hij begreep dat de 'ver zoeken' om aanpassingen maar beter als 'opdrachten' konden worden ver staan. Over geld werd met geen woord gerept, wat Susanto wel vreemd voor kwam, maar ook aangenaam verraste. Nadat met de nodige tegenzin Susanto zijn stuk had aangepast en ingeleverd, en al na een week te horen kreeg dat zijn essay met een acht werd beloond, zocht hij Sri Kartini op. Hij vond haar in de kantine aan de voorzijde van Kampus Sepuluh, terwijl ze een snack zat te eten. Toen hij de gang van zaken vertelde en aan het eind zijn ogen op sloeg, keek hij in het lachende gezicht van Sri. Pas toen drong tot Santo door dat juist zij er de oorzaak van was dat plotseling alles anders was gelopen rond het bewuste essay. Hij voelde zich 'malu' en met een vuurrood hoofd liep hij de kantine uit, het plein over naar het wankele bankje voor asrama B. Daar plofte hij neer met een mengeling van gevoelens. Blijdschap over wat Sri Kar tini kennelijk voor hem over had. Zij gaf meer om hem, dan om een gemid delde medestudent, dat was glashelder. Maar ook ingehouden woede, omdat je als je geld had, kennelijk je cijfer kon kopen. En ook ingehouden woede om dat de waarheid kennelijk niet gezegd mag worden als het de harmonie ver stoord of niet welgevallig in de oren klinkt. Blijdschap en woede buitelden over elkaar en streden om voorrang. Uiteindelijk liet Santo de blijdschap winnen. Die middag kocht hij een fraaie orchidee en gaf die 's avonds aan Sri met de uitnodiging in het weekend uit te gaan 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 36