en bomen kon zien. Ik heb zelfs heel even met de gedachte rond gelopen om een groot deel van het jaar in Indonesië te gaan wonen om daar met mijn pensioentje iets te doen voor verwaarloosde honden en katten. Maar zoals het meestal in het leven gaan kan, werden mijn plannen en mijn leven in 1991 totaal omgegooid en gewijzigd. Ik kwam in Spanje terecht aan de Co- sta Blanca en de omgeving waar ik te recht kwam, deed mij heel erg aan In- dië denken. Hoewel de plaats waar ik mijn tenten zou opslaan, vrij droog en dor was en enigszins steppe-achtig aandeed, werd ik op slag verliefd op het uitzicht. Voor mij uit zag ik een hoge berg, gelijk de Merapi of de Kawie op Oost-Java en wanneer de wolken laag over de berg hingen, leek het wel of die berg rookte. Deze berg waar ik nog steeds op uit kijk, heet de Puig Campana. De plek waar ik toen kwam te wonen, was en is nog erg uitgestrekt en toen ik de omgeving zag in 1991, wist ik meteen dat dit plekje mij aan mijn geboorteland deed en doet denken. Voor mij zag ik reeds een weelde van tropische en sub-tropische planten en bomen. De woning is eenvoudig, geen bunga low, villa of riante vakantiewoning. Het is zo simpel als een huisje vroeger in Indonesië met een emparran, die afsluitbaar is, voor het woongedeelte. Maar er staan heel veel bloeiende plan ten in potten op de trappen voor het huisje en erom heen. Nonni En nu, in 1998 hier aan de Costa Blanca, waan ik me vaak ergens in Indonesië met allemaal bekende bomen en planten. Om maar enkele te noemen: de kambodjaboom, kapok boom, boengoer, jacaranda, ltembang temblek (lantana), ltembang sepatoe, enfin, te veel om op te noemen. En midden in de fruittuin staat mijn trots: de manggaboom. Toen ik in 1992 hier in Spanje door een hersen bloeding werd getroffen en ik geen au torijden meer kon omdat mijn gezichts vermogen aangetast was, verplaatste ik mij op een ezeltje. Het ezeltje had ik Nonni genoemd en ze bracht mij dan naar het stationnetje bij ons in de buurt en vandaar ging ik dan verder met het kusttreintje naar de plaatsen waar ik zijn moest. Ik bond haar dan vast aan een olijfboom en ze stond me dan trouw op te wachten om me weer naar huis te brengen. Of ze bracht me naar openbare brievenbussen die zo'n twee kilometer van mijn woning van daan staan. Maar helaas is Nonni, mijn ezel-vriendinnetje, twee jaar gele den tijdens haar siësta voorgoed inge slapen vanwege ouderdom. En aange zien ik nu inmiddels 67 ben, zie ik er maar vanaf om nog een andere ezel aan te schaffen. Tegenwoordig maak ik dan maar een wandeling door de baronko (ravijn) om naar het station netje te gaan. Koempoelans Wat het sociale leven hier betreft, ik heb eerlijk gezegd geen moment heim wee naar mijn vrienden en kennissen- lering in Holland. Er wonen hier aan de Costa Blanca ontzettend veel Indo's die wij dan geregeld tegenkomen bij de diverse koempoelans die zo'n twee tot drie keer per jaar worden gehouden. En dat gaat natuurlijk gepaard met ta fels vol lekkere gerechten die dan door iedereen worden meegenomen. Als er dan zo'n zestig mensen op de koem- poelan zijn, staan er zeker dertig tot veertig soorten gerechten op de tafels. En hier in de Nederlandse gemeen schap sta ik dan met mijn pikolan met saté tijdens braderiën en op Koningin nedag. Want de saté zoals wij Indo's die kennen en maken, lekker op houts koolvuur geroosterd, is hier nergens te krijgen, ook niet op de markten. Grillen gebeurt hier op een ijzeren plaat en er wordt ook veel gebarbecued, maar de smaak van dat alles haalt het niet bij onze saté. Wat de koempoelans van de Indo's hier aan de Costa Blanca betreft, iedereen kijkt altijd met verlangen uit naar de volgende. Voor mij is de afstand naar de andere koempoelans zo'n 34 kilo meter, omdat ik achteraf woon, maar ik verheug me er elke keer weer op on danks de afstand. Het leuke is, dat de Indo's via een soort tong tong-bericht- geving aan iedereen laten weten waar en wanneer de volgende lcoempoelan plaats vindt. Het is dan ook een leuk ge zicht de mensen te zien komen met een pan of schaal in een theedoek geknoopt. Het gasten-echtpaar zorgt meestal voor de pannen rijst met één of twee gerech ten of voor het des sert en de drankjes. Natuurlijk ontbreekt de muziek (gitaar) niet en er wordt ook heerlijk onder elkaar gengobrold. In Spanje heb ik heel veel wat mij aan Indonesië doet denken, vooral de mentaliteit en spon taniteit van de Spanjaarden en ook hun gastvrijheid doet niet onder voor die van de Indische. Wanneer ik bij Spaanse vrienden of kennissen kom die niet vlak in de buurt wonen, dan gaat de deur wagenwijd open en dan wordt er uitnodigend geroepen: 'Kom binnen, kom binnen heb je al gegeten?' en je voelt je echt welkom. Dit is zo hartverwarmend en bekend dat je je echt af en toe in het vroegere Indië waant. Als ik met het kusttreintje ergens heen moet, zit ik altijd aan de leant waar de trein langs de kust en de woonwijken van de Spaanse bevolking rijdt. Je hebt dan het zicht op de tuintjes aan de achterzijde van de huizen en dan lijkt het net op de achterkant van de kamp onghuisjes in Indonesië. Als ik aan de andere kant ga zitten, dan kijk ik op de huizen en villa's van de rijke buiten landers die aan de zeekant wonen. Hier en daar zie je van die bamboestel- 47 42ste jaargang - nummer I I - mei 1998

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 47